UNIVERSITY
OF FLORIDA
LIBRARIES
tLojtj0A LlBRiIlES-
G' NAB@
D 4k MOU I
iORTE KORSJESPG
AMSTERDAM- C;
SURINAME
SOCIAAL-HYGIENISCHE BESCHOUW24GEN
.art '
KONINKLIJKE VEREENIGING KOLONIAAL IISTITUOT
AMSTERDAM
MEDEDEELINO No. XXIII
AFDEELINO TROPISCHE HYGIENE No. 14
SURINAME
SOCIAAL=HYOIGlNISCHE
BESCHOUWINGEN
DOOR
Dr. P. H. J. LAMPE .
Off. v. gez. N.-I. L.
UITOAVB VAN HnT INSTITUUT
DRUK J. H. DB BUSSY AMSTERDAM
1927
lea
oiF
rU
SURINAME
SOCIAAL-HYGIENISCHE BESCHOUWINGEN
INLEIDING
De noodzakelijkheid eener juiste nanis befde dea
hygiinischen toestand van Suriname
EERSTE GEDEELTE
Bewerking van statistische en andere gegevens
TWEEDE GEDEELTE
De geneeskundige voorziening en verzorging van Suriname
DERDE GEDEELTE
De Nederlandsch-Indische immigratie in Striname
LITERATUUR-OVERZICHT
INHOUD
INLEIDING
De noodzakelijkheid eener juiste ke hs betreffede den
hygienischen toestand in Suriname
1. Het Suriname vraagstuk ........................................ 1
2. De tegenwoordige kennis van den hyginischen toestand.... ...... 8
3. Enkele historische bijzonderheden van Suriname .................. 12
4. Loop der bevolking......................................... 14
EERSTE GEDEELTE
Bewerking van statistische en andere gegevens
HOOFDSTUK I Ziekte-statistiek
Algemeene opmerkingen ............................................ 27
A. Ziekte-statistiek van het Mil. Hosp. in 1925 en in 1913-1925............ 28
1. Overzicht v. d. patirnten, verpleegd in 1925 ................... 28
2. Ziekte-statistiek van 1925 en van 1913-1925 ................... 29
B. De ziekte-statistiek van bet Mil. Hosp. te Paramaribo en van andere
hospitalen en ziekeninrichtingen ..................... ............ 29
HOOFDSTUK II Doodsoorzaken-statistiek
Algemeene opmerkingen ....... ................. ................... 38
A. Doodsoorzaken-statistiek van het Mil. Hosp. in 1925 en 1913-25 .... 39
B. Doodsoorzaken-statistiek van het Mil. Hosp. te Paramaribo en ran
andere hospitalen en ziekeninrichtingen............................. 42
1. Verhouding van het aantal verpleegden en het aantal ovededenen. 43
2. De voornaamste sterfte-cijfers ............................. 46
C. Doodsoorzaken-statistiek van Paramaribo in 1924-25................. 46
. 1 in de verschillende leeftijdsklassen van
a. Negers, mannen en vrouwen ............................ 47
b. Kleurlingen, mannen en vrouwen..... ..................- 48
c. Britsch-Indirs, mannen en vrouwen ..................... 49
d. Nederlandsch-Indiers, mannn en vrouwen ................ 50
2. Bij de mannen en vrouwen der verschillende rassen ........... 51
3. Bij de verschillende rassen .................................. 53
4. In de verschillende leeftijdsklassen van de geheele bevolking....... 54
INHOUD
BLZ.
D. Doodsoorzaken-statistiek van Paramaribo, Nederland, Georgetown en
Britsch-Guyana .................................................. 56
a. Paramaribo, 1924-1925
b. Paramaribo, 1903-1925
c. Paramaribo en Nederland, 1917-1923
d. Paramaribo, Georgetown en Britsch-Guyana, 1924
Absolute getallen ........................................... 57
Frequentie per 100 overledenen............................... 58
E. Doodsoorzaken-statistiek van Paramaribo, Nederland, Georgetown en
Britsch-Guyana, als sub D.
Sterfte-cijfers .............................................. 60
HOOFDSTUK III
Conclusies uit de ziekte- en doodsoorzaken-statistiek
A. Conclusies uit de ziekte-statistiek......... ...................... 61
1. De voornaamste ziekte-cijfers van het Mil. Hosp............... 61
2. Jaarlijksche veranderingen in het voorkomen van ziekten ........ 63
3. Vergelijking van de ziekte-djfers van 1925 met de gemiddelde
ziekte-cjfers van 1913-1925 ................................ 67
4. De voornaamste ziekten van Paramaribo (Suriname) ........... 68
B. Conclusies uit de doodsoorzaken-statistiek .................... 71
1. De voornaamste doodsoorzaken in het Mil. Hosp.............. 72
a. voornaamste doodsoorzaken ............................ 72
b. vergelijking van de voornaamste sterfte-cijfers in 1925 en in
1913-1925 ................. ........ ................... 72
2. De voornaamste doodsoorzaken in de verschillende leeftijds-
klassen van de mannen en de vrouwen der verschillende rassen... 74
3. De voornaamste doodsoorzaken in de verschillende leeftijds-
klassen van de verschillende rassen .......................... 78
4. De voornaamste doodsoorzaken bij de Inlandsche mannen en vr. 83
5. De voornaamste doodsoorzaken bij de Britsch-Ind. mannen en yr. 84
6. De voornaamste doodsoorzaken bij de Ned.-Ind. mannen en vr. 85
7. De voornaamste doodsoorzaken bij de verschillende rassen...... 86
1. Bij de Inboorlingen ..................................... 89
2. Bij de Britsch-Indiers .......................................... 90
3. Bij de Nederandsch-IndiErs ............................ 92
4. Vergelijking van de oornaamste doodsooraken bij de Inboor-
lingen, de Britsch-IndiEis en de Nederlandsch-Indirs ....... 94
S8. De voornaamste doodsoorzaken in de verschillende leeftijdsklassen
van de mann en vrouwen der geheele bevolking............ 94
9. De voornaamste doodsoorzaken bij de bevolking van Paramaribo 103
a. De voornaamste doodsoorzaken per 100 overledenen.......... 103
b. Sterfte-cifes ............................................. 104
10. Vergelijking van de voornaamste doodsoorzaken in 1924-1925 e
in 1903-1925 ............................................. 105
11. Slotconclusies betreffende de voornaamste doodsoozake....... 109
12. De voornaamste doodsoorzaken in Paramaribo en Nederland.... 110
a. De voornaamste doodsoorzaken per 100 overledenen......... 110
b. Sterfte-cijfers................................ ......... 111
HOOFDSTUK IV
Samenvatting van alle bekende gegevens van de ziekten en
doodsoorzaken in Suriname (Paramaribo)
L Tuberculose ......................................................... 113
A. Ziekte-statistiek van het Mil. Hosp............................... 113
1. Overzicht van de t.b.c. patienten, verpleegd in 1925 ............. 113
2. Overzicht van de tb.c. patienten, verpleegd in 1913-25 ........... 113
3. Leeftijdsklassenbezetting, gedifferentieerd naar ras en sexe ......... 114
B. Doodsoorzaken-statistiek van het Mil. Hosp........................ 117
1. Overzicht van de overledenen aan t.b.c. in 1925.................. 117
2. Overzicht van de overledenen aan t.b.c. in 1913-25.............. 117
3. Sterfte aan longtuberculose en aan tuberculose van andere organen
bij de mannen en vrouwen der verschillende rassen.............. 117
4. Aantal verpleegden en aantal overledenen aan tuberculose bij de
mannen en vrouwen der verschillende rassen.... .... ......... 119
5. Leeftijdsklassenbezetting, gedifferentieerd naar ras en sexe ......... 120
6. Samenvatting ............................................. 123
C. Doodsoorzaken-statistiek (tuberc.) Paramaribo 1924-25 ......... 124
1. Leeftijdsklassenbezetting, gedifferentieerd naar ras en sexe ......... 124
2. Leeftijdsklassen met t.b.c. als meest frequent doodsoorzaak ....... 126
3. Tuberculose als doodsoorzaak bij mannen en vr. der versch. rassen. 127
4. Tub. als meest frequent doodsoorzaak bij mannen en vrouwen.... 127
5. Tuberculose als doodsoorzaak bij de verschillende rassen .......... 127
6. Leeftijdsklassenbezetting bij de geheele bevolking ................. 128
D. Doodsoorzaken-statistiek Paramaribo, Nederland, Georgetown en Britsch-
Guyana ............................................. 129
1. Sterfte aan longtuberculose en aan tuberculose van andere organen 129
2. Sterfte aan tuberculose per 100 overledenen..................- 129
3. Sterfte-cifer .................................................. 131
E. Conclusie .................................................... 131
II. Malaria ......................................................... 134
A. Ziete-statistiek ........................... ....................... 134
1. Onderzoek van FLU .................................. ..... 134
2. Onderzoek van BONNE ..................................... 136
3. Onderzoek van VAN OMMREN .................................. 136
4. Medisch Verslag Bauxite Mij ................................. 137
BLZ.
5. Malaria in de stad Paramaribo ............................. 137
6. Zikte-staistiek van het Mil. Hosp. in 1913-1925 en in 1925 en in
vergelijking met die van andere hospital ....................... 138
B. Doodsoorzaken-statistiek van het Mil. Hosp. in 1925 en in 1913-1925 en
in vergeliking met die van andere hospitalen ................... 138
C. Doodsooraken-satistiek (malaria) Paramaribo 1924-1925 ...... 139
1. Leeftijdsklassenbeetting gediffrentieerd naar ras en sexe......... 139
2. Leeftidsklasse met malaria als meet frquente doodsoonraak ..... 140
3. Malaria als doodsooraak bij de manneen vrouwen der verschillende
rassen........................................................ 140
4. Malaria als doodsoorzaak bij de verschillende rassen ............. 141
D. Doodsoorz.-stat. Paramaribo Nederand, Georgetown en Br.-Guyana .. 141
1. Sterfte per 100 overledenen .............. .............. 141
2. Sterfte-cijfer ........................................ ....... 141
. Malaraeio. Epidemisch optrede .............................. 142
De Malaria-epidemie van Lelydorp in 1926 ........................ 143
1. Plab eljke gestedheid ......................................... 144
2. Muskieten ....... ... .... ......................... ..... 144
3. Vemoedelijke ozaak van de epidemic ....................... 145
I. Nephritis ...................................... ...... 146
A. Zikte-statisek van het Ml. Hosp. in 1925 en in 1913-1925 en die
van andere hospitalen ............................................ 146
B. Doodsoorzaken-stisdek van het Mil. Hosp. in 1925 en in 1913-1925 en
die van andere hospitalen.................................... 147
C. Doodso tiek nephritiss) Paramaribo, 1924-1925 ........ 148
1. I. fti mattng gedifferentieerd naar ras en seze......... 148
2. Lftijdslass met nephritis als meest frequent doodsoorzaak.... 149
3. Nephr. als doodsoorz. bij de mannen en vrouwen der versch. rass.. 150
4. Nephr. als meest freq. doodsoorzaak bij de manen en vrouwen ... 151
5. Nephritis als doodsoorzaak bij de veschilnde rassen............ 151
6. Sterfte aan acute en chron. nephr. bij de verschllende ssen ..... 151
7. Leefijk" r nb ting bij de geheele bevolking ................ 152
D. Doodsoorz.-stat. Paramaribo, Nederand, Georgetown en Br. Guyana.. 153
1. Sterfte aan nephritis per 100 overdenen ...................... 153
2. Sterfte-ijfer ................................. ................ 154
E. Coecusie .................................................. 155
IV. Veaerische infecties ....................................... 156
A. Ziektestatistek van bet Mil Hosp. en van andere ospitalen......... 156
B. Doodso a"-staristik van het Mi. Hosp. en van andere haspitaln.. 157
C. o (ven. inf.) Paamaribo, 1924-1925........ 157
1. LcFtijda 1-s-e getting gedifferentieed naar as en se ......... 158
INHOUD
BrZ,
2. Syph. als doodsoorzaak bij de mamne en vrouwea der w*ahMeat
rassen ........................ .............................. 158
3. Syphilis als doodsoorzak bij de verschilleade rasen .......,,,,, 1
D. Doodsoorz.-stat. Paramaribo, Nederland, Georgetowene Br.-Guyana 159
1. Sterfte per 100 overledenen .................... ............. 159
2. Sterfte-cijfer ................................................. 159
B. Conclusie ................................ ................. 160
V. Ziekten van hart en vaten............................... 161
A. Ziekte-statistiek van het Mi. Hosp. en van andee hospital ........ 161
B. Doodsoorzaken-statistiek van het Mi. Hosp. en van andere hospitale. 162
C. Doodsoorzaken-statistiek (hart en vaten) Paramaribo, 1924-1925 ... 162
1. Leeftijdslasenbetting, gedifferentieerd naar as en see ......... 162
2. Als doodsoorzaak bij de mannen en vrouwen der verschill. rase 163
3. Als doodsoorzaak bij de verschillende rassen ................... 164
4. Leeftijdsklassenbezetting bij de geheele bevoling ................. 164
D. Doodsoorz.-stat. Paramaribo, Nederland, Georgetown en Br.-Gyana .. 165
1. Sterfte ptr 100 overledenen .......... ................ ........ 165
2. Sterfte-cijfer .......................................................... 165
E. Conclusie ...................................................... 166
VI. Hersen- en ruggemergslijden ............................. 167
A. Ziekte-statistiek van het Mil. Hosp. en van andere hospitalen ........ 167
B. Doodsoorzaken-statistiek van het Mil. Hosp. en van andere hospitaen.. 168
C. Doodsoorzaken-statistiek Paramaribo, 1924-1925 .... ...... ......... 168
1. Leeftijdsklassenbeetting, gedifferentieerd aar ras en see ......... 168
2. Leeftijdsklassen, waarin deze doodsoorzaak het meest frequent is.. 170
3. Als doodsoorzaak bij de mannen en vrouwen der verschill. assen.. 170
4. Als doodsoorzaak bij de verschillende rassen ................... 170
D. Doodsoorz.-stat. Paramaribo, Nederland, Georgetown en Br.-Guyana .. 171
1. Sterfte per 100 overledenen ........... ....................... 171
2. Sterfte-cijfer ...................................... ........ 171
E. Conclusie ...................................................... 172
VII. Pneumonie, bronchitis enz................................ 173
A. Ziekte-statistiek van het Mil. Hosp. en van andere hospitalen ........ 173
B. Doodsoorzaken-statistiek van het Mil. Hosp. en van andere hospitaen.. 174
C. Doodsoorzaken-statistiek Paramaribo, 1924-1925 ................. 174
1. Leeftijdsklassenbezetting, gedifferentieerd naar ras en sexe ........ 174
2. Leeftijdsklassen, waarin deze doodsoorzaak het meest frequent is.. 175
3. Als doodsoorzaak bij de mannen en vrouwen der verschillende rassen 176
4. Als doodsoorzaak bij de verschillende rassen ................... 177
5. Leeftijdsklasseabezetting bij de geheele bevolking ............... 179
INHOUD
BLz.
D. Doodsoorz.-stat. Paramaribo, Nederland, Georgetown en Br.-Guyana .. 179
1. Sterfte per 100 overledenen ....................... .......... 179
2. Sterfte-djfer .................................... ........... 180
E. Conclusie ...................................................... 181
VIII-I. Typhus........................................... 182
A. Aangifte van typhusgevallen te Paramaribo ......................... 182
B. Ziekte-statistiek van het Mil. Hosp. en van andere hospitalen....... 183
C. Doodsoorzaken-statistiek van het Mil. Hosp. en van andere hospitalen.. 183
D. Doodsoorzaken-statistiek Paramaribo, 1924-1925 .................... 184
E. Doodsoorz.-stat. Parimaribo, Nederland, Georgetown en Br.-Guyana .. 184
1. Sterfte per 100 overledenen ................................... 184
2. Sterfte-cifer ................................................ 185
F. Typhus-letaliteit ............. ............................. 186
VIII-I. Dysenterie............................ .......... 187
A. Aangifte van dysenteriegevallen te Paramaribo ..................... 187
B. Ziekte-statistiek van het Mil. Hosp. en van andere hospitalen ........ 188
C. Doodsoorzaken-statistiek van het Mil. Hosp. en van andere hospitalen.. 188
D. Doodsoorzaken-statistiek, Paramaribo, 1924-1925 .................. 189
E. Doodsoorz.-stat. Paramaribo, Nederland, Georgetown en Br.-Guyana .. 189
1. Sterfte per 100 overledenen ................................... 189
2. Sterfte-cijfer ............ ............................ .......... 190
F. Dysenterie-letaliteit.................................. .......... 191
VIII-IIL Diarrhee en enteritis ......................... .. 192
A. Ziekte-statistiek van het Mil. Hosp. en van andere hospitalen ....... 192
B. Doodsoorzaken-statistiek van het Mil. Hosp. en van andere hospitalen.. 192
C. Doodsoorzaken-statistiek, Paramaribo, 1924-1925 ...... ........... 193
1. Leeftijdsklassenbeetting gedifferentieerd naar ras en sexe.......... 193
2. Leeftijdsklassenbezetting bij de geheele bevolking ................. 194
D. Doodsoorz.-stat. Paramaribo, Nederland, Georgetown en Br.-Guyana .. 194
1. Sterfte per 100 overledenen .................................. 194
2. Sterfte-cijfer........................ ............. ....... 195
VIII-IV. Beschouwingen over het epidemisch optreden van
typhus, dysenterie en enteritis ........................... 196
IX. Kanker .......................................... ..... 199
A. Ziekte-statistiek van het Mil. Hosp. en van andere hospitalen ........ 199
B. Doodsoorzaken-statistiek van het Mil Hosp. en van andere hospitalen.. 201
INHOUD
XII
BLZ.
C. Doodsooraken-statistiek Paramaribo, 1924-1925 ..................... 202
1. Leeftijdsklassenbeetting, gedifferentieerd naar ras en see ......... 202
2. Leeftijdsklassen, waarin deze doodsoorzaak het meest frequent is.... 203
3. Als doodsoorzaak bij de mannen en vrouwen der verschillende rassen 203
4 Als doodsoorzaak bij de verschillende rassen .................... 203
D. Doodsoorz.-stat. Paramaribo, Nederland, Georgetown en Br.-Guyana .. 204
1. Sterfte aan kanker per 100 overledenen......................... 204
2. Sterfte-cijfer ........................ ................ 205
E. Conclusie ...................................................... 205
X. Tetanus................................................... 207
A. Ziekte-statistiek van het Mil. Hosp. en van andere hospitalen ........ 207
B. Doodsoorzaken-statistiek van het Mil. Hosp. en van andere hospitalen.. 210
C. Doodsoorzaken-statistiek, Paramaribo, 1924-1925 .................. 211
1. Leeftijdsklassenbezetting, gedifferentieerd naar ras en sexe ......... 211
2. Leeftijdsklassen, waarin deze doodsoorzaak het meest frequent is ... 212
3. Als doodsoorzaak bij de mannen en de vrouwen der verschillende rassen 212
4. Als doodsoorzaak bij de verschillende rassen ..................... 212
5. Leeftijdsklassenbezetting bij de geheele bevolking ................. 214
D. Doodsoorz.-stat. Paramaribo, Nederland, Georgetown en Br.-Guyana .. 214
1. Sterfte aan tetanus per 100 overledenen ........................ 214
2. Sterfte-cijfer .................................................. 215
E. Conclusie ....................................................... 215
XI-I. Worm-infecties, anchylostomiasis...... ................. 217
A. Ziekte-statistiek van het Mil. Hosp. en van andere hospitalen ..... .. 217
B. Waarnemingen buiten het hospital ............................... 218
C. Doodsoorzaken-statistiek van het Mil. Hosp. en van andere hospitalen.. 218
D. Doodsoorzaken-statistiek, Paramaribo, 1924-1925 .................... 219
E. Doodsoorz.-statistiek Paramaribo, Nederland, Georgetown en Br.-Guyana 220
a. Sterfte per 100 overledenen ..................................... 220
b. Sterfte-cijfer ................................................. 220
F. Conclusie ................................................... .... 221
XI-IL Worm-infecties, helminthiasis (ascariden) ................ 221
XI-III. Worm-infecties, bilharziasis .......................... 221
A. Waarnemingen buiten het hospital ............................... 221
B. Ziekte-statistiek van het hospital ................................. 222
C. Doodsoorzaken-statistiek van het hospital .......... 2.............. 222=
D. Conclusie ....................................................... 223
IMOUD
BLZ.
XII. Levercirrhose en andere leverafwijkingen................. 225
A. Ziekte-statistiek van het Mil. Hosp. en van andere hospitalen ........ 225
B. Doodsoorzaken-statistiek van het Mil. Hosp. en van andere hospitalen.. 226
C. Doodsoorzaken-statistiek, Paramaribo, 1924-1925 ................. 226
1. Leeftijdsklssebezetting gedifferentieerd naar ras en sexe.......... 226
2. Als doodsoorzaak bij de mannen en vrouwen der verschillende rassen 228
3. Als doodsoorzaak bij de verschillende rassen ................... 228
4. Leeftijdsklassenbezetting bij de geheele bevolking ............... 229
D. Doodsooraken-statistiek van Paramaribo en Nederland ............. 229
1. Sterfte per 100 overledenen .................................. 229
2. Strfte-ijfer ........................................ ......... 229
E. Conclusie .................................................... 230
XII Filariasis..................................................... 231
A. Onderoek van FLu ................................... ...... 231
B. Ziekte-statistiek van bet Mil. Hosp. en van andere hospitalen ........ 233
C. Doodsoorzaken-staistiek van het Mil. Hosp. en van andere hospitalen.. 234
D. Doodsooraken-statistiek van Paramaribo, 1924-1925 ................. 234
E. Het vooromen van filaiasis in Suriname en Britsch-Guyana........ 235
XIV. Lepra ............. ....... ............................ 237
XV. Aangeboren zwakte en gebreken ......................... 239
A. Sterfte aanaang.zwakte en gebreken in het Mil.Hosp. en andere hospitalen 239
B. oodsoorzanstaisiek van Paramaribo, gediff. naar ras en seze..... 239
C. Doodsoorz.-stat. Paramaribo, Nederland, Georgetown en Br.-Guyana .. 240
1. Sterfte per 100 overeden ........................................ 240
2. Sterfte-cijfer .................................... ............... 240
D. Condusie ....................................................... 241
XVI Ziekten tijdens zwangerschap en puerperium............ 242
A. Ziekte-statistiek van het Mil Hosp. en van andere hospitalen ........ 242
B. Doodsoorzaken-statistiek van het Mil Hosp. en van andere hospitalen.. 242
C. Doodsoorzaken-statistiek Paramaribo, gediff. naar ras en leeftijd...... 243
D. Doodsoorzaken-statistiek van Paramaribo en Nederland .............. 243
1. Sterfte per 100 overiedenen ................................... 243
2. Sterfte-djfer ....................................... ...... 244
XVIL Influenza .............................................. 245
A. Zekte-statistiek van het Mil Hosp. en van andere hospitlen ........ 245
B. Doodsoorzaken-statistiek van het Mil. Hosp. en van andere hospitale. 245
BL.
C. Doodsooaken-statistiek Paramaribo, gediff. aar ras en sme ......... 246
D. Doodsoorz.-stat. Paramaribo, Nederland, Georgetown en Br.-Gyan .. 246
1. Sterfte per 100 overtedenen ........................... ........ 246
2. Sterfte--jfer .................e........... .................. 247
XVIIL Appendicitis en perityphlitis ......................... 248
A. Ziekte-statistiek van et Mil. Hosp. en van andere hospitalen ........ 248
B. Doodsoorzaken-statistiek van het Mil. Hosp. en van andere hspitalen.. 248
XIX. Peritonitis, exclusief puerperaal peritnitis .................. 249
A. Ziekte-statistiek van het MiL Hosp. en van andere hospitalen ........ 249
B. Doodsoorzaken-statistiek van het MiL Hosp. en van andere hospitalen.. 249
C. Doodsoorzaken-statistiek van Paramaribo, gedif. naar as, se, leeftid 250
D. Doodsoorzaken-statistiek van Paramaribo .......................... 250
1. Sterfte per 100 overledenen ................................ 250
2. Sterfte-cijfer ................ ........... ................ 250
E. Concluse .......................................................... 250
XX. Pellagra, beri-beri, periphere neuritis, scorbunt .......... 251
XXL Framboesia tropica............. ........................ 252
XXII Leishmaniosis ........................................ 253
HOOFDSTUK V Sterfte-statistiek
I. Leeftijdsklassenbezetting van overledenen .................... 254
Inleiding .......................... ......................... 254
1. Leeftijdsklassenbezetting van over. Inlandsche mannen en vrouwen 257
2. Leeftijdsklassenbezetting van over. Br.-Indische mannen en vrouwen 257
3. Leeftijdsklassenbeetting van over. Ned.-Ind. mannen en vrouwen 258
4. Leeftijdsklassenbez. v. over. Inlandsche, Br.-Ind. en Ned.-Ind. mann. 258
5. Leeftijdsklassenbez. v. over. In., Br.-Ind. en Ned.-Ind. vrouwen 259
6. Leeftijasklassenbezetting v. over. Inboorlingen, Br.-Ind. en Ned-Ind. 260
7. Leeftijdsklassenbeetting van overleden mannen en vrouwen...... 260
8. Leeftijdsklassenbezetting van overledenen in Suriname en Nedeland 262
9. Leeftijdsklassen met het grootste aantal overtedenen in Paramaribo,
Suriname, Georgetown, Britsch-Guyana en Nederland ............ 262
10. De gemiddeld bereikte leeftijd van de overledenen ............... 264
Van de mannen en vrouwen der genoemde rassen ............... 265
Van de genoemde rassen ................................... 265
Als boven, indien de levenloosgeborenen worden medegeteld...... 266
Van de bevolking van Suriname ....... ......................... 266
11. Beteekenis van de gevonden verschillen .................... 266
II. Sterfte-cijfers ................................................ 267
Inleiding ................. ..................... .. .......... 267
1. Sterfte-cijfers, gedifferentieerd naar geslacht, ras ena leeftijd ....... 270
BL.
2. Sterfte-cijfers, gediferentied aar ras en eeftijd ............... 294
3. Sterfte-cifers, gediff. naar geslacht en ras (niet georr. st. c.)..... 298
4. Srfte-cijfes, gediff. ar bet ras (niet geoerr. sterfte-djfers) .... 300
5. Gecorrigeerde sterfte-ijfers van Inbood., Br.-Ind. en Ned.-Indilrs 303
6. Sterfte-ifers, gedifferenteerd aar gesacht en leefd ........... 305
7. Sterfte-cijfers gediff. naar bet geslcht (niet gecorr. sterfte-djfers). 313
8. Gecorrigeerde stefte-cifers van de bevolking van Suriname ...... 314
9. Slrflt-cijfers van mannen en wowen n enkele landen van Europa
en Ameria (niet gecorrigeerde srfte-cijfers) ................... 315
10. Sterfte-cifes an Suriname,ParaPmaribo, Britsch-Guyana, Georgetwn
Nederland, Amsterdam (iet gecorrigeerde sfte-djrs) ......... 318
11. VergeHjking van het serfte-cijfer van Suriname met dat van enkele
landen van Europa en Amerika (niet gecrr. sterfte-cifers)....... 320
12. Het srefte-cijfer van enkel hnden van Europa en Amerika ...... 322
13. In hoeverre mogen de sterfte-cijfers van Suriname vergeleken
worden met die van niet-tropische landen? ...... .............. 323
14. Samenvatting van de gevanden versillen ..................... 323
15. Verklaring van de verschiilen, gecrrigeerde sterfte-cijfers 1925 .... 325
Bet sterfte-cifer van Suriname ......................... 330
SII. De sterfte in de verschilende jaarsperioden................. 332
1. Bet aanal sterfgevallen per maand in Suriname ................. 332
2. Graphische voarstelling van de sterfte per maand ................ 334
3. Beschowingen over de verschillen in de maandelijikche sterfte ... 336
4. Sterfgevallen per kwartaal in Suriname en Britsch-Guyana ....... 339
HOOFDSTUK IV Geboorte-Statistiek
L Geboorte-cilfers bqi de verschillende rassen .................. 341
1. Bij de Inbooringen (Suriname en Britsch-Guyana) .............. 343
2. Bij de Britsch-Indiers (Suriname en Britsch-Guyana ............ 344
3. Bij de Nederlandsch-Indirs ................................. 344
SII Geboorte-cijfers in Paramaribo en in de districten......... 345
SIIL Geboorte-cijfers in stad en district voor ieder ras afzonderlijk 347
SIV. De wettige en niet wettige verbintenissen.................. 349
Verhouding van het aantal wettige en niet wettige geboorten in Suriname
en in Britch-Guyana .......................................... 349
V. De Sexe verhouding van de bevolking en van de levendgeborenen 351
1. In Suriname en een aantal landen van Europa en Amerika ...... 353
2 In Suriname en Nederland in 1915-1925 ...................... 353
3. In Suriname in 1838-1925 .................................. 353
4. In Suriname bij de verschillende rassen in 1907-1925............ 356
a. Inboorlingen ............................................. 357
b. Britsch-Indii&s........................................... 357
c. Nederlandsch-Indiers ...................................... 357
INHOUD
SVL De inaloed van de oanatneaijfe sa.e-vesrhwee ope bet
geboorte-cfer ........................,,, ..,,3,,.,,... ....,,,5. 357
Sexe-rhouding en beetrting van voowtre ingerhnmga i N. Ltedand,
Suriname, Panama, Canada en in de Vewmue e Sman ......... 35
i VIL Wordt bet jongea-overscot van del e, a u atro
door bet mannnea-sarpls?................ ......... 360
VIIL Het geboorte-ciffer van Suriname in 1840-1925 ......... 361
IX. Geboorte-cijfers van een aantal landed van Europa en Ameria 3a6
a. Vergelijking van Suriname met een aantal landed van Europa.... 362
b. Vergelijking van Sariname met een aanta landen van Amrika.... 362
SX. Samenvatting .............................................. 363
HOOFDSTUK VII De Leveaeesgeaornex
I. De levenloosgebarenen per 1000 geborenen bij de verschllende ramsen 365
II. De levenloosgeb. per 1000 geb. bij de rassen in stad en disri..... 366
III. De levenloosgeboreen nit wettige en niet wettige verinteniasn .. 367
IV Vergelijiing en verklaring van de gevonden vesche ............ 370
V. De levenloosgeborenen bi Inboorlingen en Britsch-Indiks in Suriname
en in Britsch-Guyana ........................................... 371
VI. De levenloosgeborenen bi Inboodingen, Britsch-Indifs en Nederd
Indiers in Suriname en bij de bevolking in Nededand.............372
VII. De levenloosgeborenen per 1000 geborenen in Suriname (1880-1925) 37
SVIII. De levenloosgeborenen per 1000 geborenen in Suriname, Britch-
Guyana en Nederiand (1880-1925) ........................... 374
IC. Samenvatting ............................................................... 374
HOOFDSTUK VIII Het Geboorte-Overschot
I. Het geboorteoverschot bij de verschillende rassen ................. 375
II. Het geboorte-overschot in Paramaribo en in de districen .......... 375
i III. Het geboorte-overschot bij Inboorlingen en Britsch-Indiersin Suriname
en in Britsch-Guyana ............ .................. ...... 375
IV. Het geboorte-overschot in Suriname (1860-9125) ................ 376
V. Het geboorte-overschot in Suriname, Paramaribo Britsch-Guyana,
Georgetown, Nederland en Amsterdam (1860-1925) .............. 376
VI. Het geboorte-overschot in Suriname en in Europa en Amerika .... 377
VII. De ,Natuurlijke aanwas" door geboorte-overschot en de,,Kustmatige
toename" door Immigratie (1910-1925) .......................... 378
HOOFDSTUK IX De sterfte in bet eerste levensjaar
I I. Sterfte eerste levensjaar per 1000 levendgeb, bii deverscbilnder asse 329
I II. Sterfte eerste levensjaar in stad en district bij de verschilleade xasen 380
I III. Sterfte eerste levensjaar uit wettige en net wettige verbintismsen 381
i IV. Vergelijking en verklaring van de gevooden vcrschiulen............ 383
RM
BLZ.
V. Sterfte in het eerste levensjaar bij Inboorlingen en Britsch-Indiers in
Suriname en in Britsch-Guyana ................................ 384
VI. Sterfte in het eerste levensjaar bij Inboorlingen Britsch-Indiers en
Nederlandsch-Indiers in Suriname en bij de bevolking in Nederland 385
VII. Sterfte in bet eerste levensjaar in Suriname (1880-1925) ........ 386
VIII Sterfte in het eerste levensjaar in Suriname, Britsch-Guyana en
Nederland (1880-1925) ........................................ 387
SD. Samenvatting .......................... ..................... 388
HOOFDSTUK X
Wat is het verlies, dat de bevolking van Suriname lijdt, tengevolge
van den slechteren hyginischen toestand van Inboorlingen en
Nederlandsch-Indiers, vergeleken met de Britsch-Indiars?........ 389
HOOFDSTUK XI
Vergelijking van den hygienischen toestand in Suriname en
Britsch-Guyana
I. Voornaamste doodsoorzaken per 100 overledenen in Paramaribo en in
Georgetown ............... ........................ 392
II. Voornaamste doodsoorzaken per 100 overledenen in Georgetown en
Britsch-Guyana ............................................. 394
IIL Voornaamste sterfte-cijfers in Paramaribo en Georgetown ......... 395
IV. Voornaamste sterfte-cijfers in Georgetown en Britsch-Guyana ...... 396
V. Beschouwingen over den hygienischen toestand in Suriname en
in Britsch-Guyana ......................................... 397
A. Het hoogere sterfte-cijfer van ,,Blacks and East-Indiens"......... 398
B. Het grooter percentage levenloosgeboreene en de grootere zuige-
lingensterfte 'bij ,,Blacks and East-Indiens" .................... 398
C. Het lagere geboorte-cijfer bij de ,,East-Indiens". ............... 399
D. Besluit ................................................... 399
TWEEDE GEDEELTE
De geneeskundige voorziening en verzorging
van Suriname
Inleiding ................................................... .. 403
HOOFDSTUK I
Algemeene factoren, die ziekte en sterfte beinvloeden ............. 404
1. Klimaat .................................................. 404
2. Toestanden van woningen, erven en straten ........................ 405
Woningen ........ ......................... ..405
Erven ............................................... ....... 407
Straten ............ ................................... 407
INHOUD
XVII
BLZ.
3. Gewoonte om blootsvoets te loopen ............................... 408
4. Facalin-afoer ............................................. 409
5. Drinkwater-voorziening ........................................... 410
6. Muskieten-verdelging ........................................... 411
7. Verdelging van ratten en ander ongedierte ......................... 413
8. Voeding- en genotmiddelen ............... ............. 413
9. Vleesch-keuring ........... ........................... 415
10. Volks-geneesmiddelen ............. ............. ............ 415
HOOFDSTUK II
De voorgestelde plannen tot verbetering van de watervoorzening
te Paramaribo
1. Betere berging van regenwater ............ ................ 417
2. Gebruik van groundwater uit oppervlakkig gelegen lagen van de stad .. 418
3. Drainage van de schelp-rits buiten de stad (Plan BOLTEN) .......... 420
4. Gebruik van grondwater in de Savannen ...................... 424
5. Gebruik van artesisch water ............. ..... ..................... 426
Het plan WrrrEVEEN............................................. 429
Resultaten van de artesische boringen in Britsch-Guyana ............ 434
6. Ondiepe boringen, ten behoeve van kleine bevolkingscentra .......... 440
7. Gebruik van moeraswater ...... .................................. 441
Resultaten van de zwampwaterleiding in Britsch-Guyana ............ 442
8. Het gebruik van rivierwater .............. .... ................ 443
Het plan WEYERAN ............................................. 443
Ervaringen gedurende de groote droogte 1925/1926, wat betreft het
verzouten van rivierwater........ ....... ..................... 445
9. De drinkwatervoorziening in Britsch-Guyana en Trinidad............. 449
a. Britsch-Guyana ................................................ 449
b. Trinidad ...................................................... 451
HOOFDSTUK III
De tegenwoordige geneeskundige verzorging van Suriname
Wettelijke bepalingen
A. De tegenwoordige geneeskundige verzorging van Suriname..... 453
I. Ziekenverpleging in de stad Paramaribo....................... 454
1. Militair Hospitaal ..................................... 454
2. Roomsch-Katholiek Ziekenhuis ............................. 456
3. Krankznnigenverpleging ............ ................. 456
4. Verzorging van armen en hulpbehoevenden ................. 456
5. Geinsverpleging ............................................ 456
II. Geneeskundige voorziening in de stad Paramaribo ............. 457
III. Geneeskundige voorziening in de districten..................... 45
INOUIID
BLZ.
IV. VerkoSkandige hblp en zuigelingenvernorging .................. 460
1. Verloskuadige hup ....................................... 460
S2. Zigelingenveraorgg ..................................... 461
4 V, aa e geen ueg been b i gericht .................... 462
1. Quaranaine ............................................ 462
Vaccnae ............................................. 462
3. Anchylostoom-bestrijding ......... ................... 463
4. Lepra- trijg .......................................... 465
5. Besrilding van besmertelije ziekten...................... 466
6. Trachoom-bestriding ...................................... 467
PI.amenving ................... ........................... 467
. Wttefie bepalinge.......................................... 468
HOOFDSTUK IV
Voorgestlde maatrgelen op bet gebied van hygiene en
geeeskndige vooriening
Inaiding .......................................................... 492
SL Be=iniging op de indiidede zieenvepleging .................... 493
A. Bezuiniging in hat Mlitair Hospitaal .......................... 493
a. Beperking van bet aantal patinten .......................... 494
b. Meerdere im mneerdere verplaggelden ................ 498
B. Bezriging andere posten van de individueel ziekenverpleging ... 500
j IL Geneeskndige voorziening in de stad Paramaribo................. 501
IIL Geneeskundige voorzening in de districten ..................... 503
Noodzakelijkbeid en mogelijkbeid van centralisatie van de verpleging 505
a. Centale Plantagehospitaen, Plantage-geneesheeren .............. 506
b. Central Plantage-aspitakn, Gouvenements-geneesheeren ........ 508
c. Central Gouvemements-ospitalen, Gouver. geneesheeren ....... 510
Poliklineken, huisbezoen ...................................... 510
j IV. De dienst ter bestriding en voorkoming van ziekten.............. 513
1. Anchylostomiasi .............. ...................... 514
2. Bilharziasis .................................... ......... 515
3. Malaria.................................................... 516
4. Syphilis en andere venerische infecties .............. ....... 520
a. Nederdandsch-Indies .......................... I .. ......... 521
b. Inbooingen .......................................... 522
c. Britsch-Indiers.......................... ............... 524
5. Tuberculose ...................,.....,,......,.,,..., 524
6. Filaria...................................................... 525
7. ............................. .........,,,, ... ...... 525
SV. Burgerijke en Militair Geeeskundige Dienst .....,,,,,.. ...... 530
INWwOU
DERDE GEDEELTE
De Nederlandsch-Indische immigrate i Swriname
I. Samenvatting van de gegevens, in het eerste gedeetevermeld.. 555
1. Imunigraie... .............. ....................-,...------- 535
2. Sexe-verhoding ................................... ..... 535
3. Ziee-statistiek............................---------.. 536
4. Doodsooraken-statistiek .................................. 536
5. Sterfte-staistiek ......................................... 537
6. Geboorte-statistiek ..................................................... 541
7. De levenoosebenen .....................................................54
8. Het geboote-overschot .............................--........- 5
9. De sterfte in het eerst levensaar ......................-----.. 542
10. Het verlies, dat de bevolking lijdt, tengevolge van de.a decihtrm
hygiEnischen toestand bil Inboodringen en Nededandsck-IndiErs
vergeleken met de Brisch-Indirs ............................ 542
11. Het verband, dat bestaat tusschen den slechterenz hygieisce en
den beteren oeconomischen toestand vanBritscd-Gayan;~avergelek
met Sumatra................................................. 5
II. Andere gegevens, nog niet vermeld .......................... 544
1. Geslachtsverhouding; Kinder-verhouding ....................... 54
2. Vruchtbaarheids-coefficient; Opgroei-oefent .................. 545
3. Onderzoek van 100 wllekeurige Inlandsche-, Britsch-ndische- en
Nederlandsch-Indische vrouwen, ouder dan 45 jaar, nar het aantal
kinderen, dat ten tijde van het onderzoek nog in levem was...... 547
4. Samenvatting en conclusies ..................................... 550
III. Het lot van een transport Nederlandsch-Indische en van een transport
Britsch-Indische Immigranten van 1899 en 1900................... 552
IV. Welke maatregelen zijn noodig om een fatal eind van de door de
Regeering opgezette onderneming te voorkomen? ......... ...... 554
4 V. Aanvulling en ccrrectie ......................................... 5
LITERATUUR-OVERZICHT
A. Overzicht van de medische literature over Suriname .......... 571
B. Rapporten en veralagen ........................................ 583
I. Rapportn en verslagen van den B. G. ..................... 583
II, Rapporten en verslagen van den M. G. D .................... 583
III. Bulletins van het Landbouw Proefstatio ea van den keuringdienst
van eet- en drinkwaren............................... 5
IV, Rapporten en verslagen betreffende woningtoesanden en drink-
watervooziening ...................................... 584
V. Rapporten en verslagen over het voorkomen van lepra ......... 584
VI. Diversen ................................................... 585
C, IAniigratie en Kolonisatie (in chronologische vogorde) ........... 586
xxn
GRAPHISCHE VOORSTELLINGEN
No. BLZ.
I. De toename der bevolking in Suriname ...................... 17
De toename door immigratie-surplus. 1910-1925.
De tename door geboorte-overschot, 1910-1925.
De mtename total, 1910-1925.
II. De loop der bevolking in Suriname ......................... 19
A. Gedifferentieerd naar het ras, 1911-1925.
B. Geboorte en sterfte bij de verschillende assen.
II. De bevolking van Suriname op 31 Dec. 1925 .............. 21
Gedifferenierd naar ras, sexe en verblijf in stad of district.
IV. De leeftijdsklassenbezetting van de mannen en vrouwen..... 22
Bij de bevolking van Suriname op 31 December 1925.
Bij de bevolking van Paramaribo op 31 December 1925.
Bij de bevolking van Nederland op 31 December 1920.
V. De leeftijdsklassenbezetting van de mannen en vrouwen ..... 23
Bij de Inboorlingen van Suriname op 31 December 1925.
Bii de Britsch-IndiErs van Suriname op 31 December 1925.
Bij de Nederandsch-Indirs van Suriname op 31 Dec. 1925.
Bij de bevolking van Nederland op 31 December 1920.
VL Ziekte-statistiek van het Militair Hospitaal te Paramaribo... 65
In 1913-1925 (74266 ziekte-gevallen).
VIL Vergelijking van de ziekte-cijfers ....... ........ ......... 69
In 1925 en" in 1913-1925.
VIIL Vergelijking van de sterfte-cijfers .......................... 69
In 1925 en in 1913-1925.
IX. Vergelijking van de ziekte-cijfers ........................... 70
Van het Hospitaal in Paramaribo en van andere hospitalen en zieken-
inrichtingen (1924).
X. Vergelijking van de sterfte-cijfers............................ 70
Van het Hospitaal in Paramaribo en van andere hospitalen en zieken-
inrichtingen (1924).
XI. Doodsoorzaken bij de verschillende rassen.................. 88
In Paramaribo in 1924-1925.
XIL Sterfte aan de belangrijkste ziekten per 100 overledenen ..... 106
In Paramaribo in 1917-1923, 1924 en 1925.
XIII Sterfte-cijfers van de belangrijkste ziekten ................ 106
In Paramaribo in 1917-1923, 1924 en 1925.
INHOUD
No. Bz.
XIV. Doodsoorzaken-statistiek van Paramaribo.................... 108
In 1903-1925.
XV. Sterfte aan tubercnlose ................................. 130
A. Bij Inlandsche- Br.-Indische- en Neded.-Indische mannen, ver-
pleegd in het Militair Hospitaal in 1913-1925.
B. Bij Negers, Kleurlingen, Br.-Indirs en Nederlandsch-Indirs
in Paramaribo in 1924-1925.
C. Bij mannen en vrouwen in Paramaribo in 1924-1925.
XVI. Malaria-morbiditeit en regenval ......................... 143
Verdeeling van het aantal malariagevallen en van den regenval
in m.m. over de maanden van het jar in Lelydorp en omstreken
in 1924, 1925 en 1926 en gemiddeld in 1924-1925.
XVII. Sterfte aan nephritis .................... .. ............ 153
A. In de verschilende leeftijdsklassen in percnten van de total
sterfte in die leeftijdsklassen bij de verschilende rassen in
Paramaribo in 1924-1925.
B. In de verschillende leeftijdsklassen in percenten van de total
sterfte in die leeftijdsklassen bij de mannen en de vrouwen in
Paramaribo in 1924-1925.
XVIII. Sterfte aan pneumonia, bronchitis enz .................... 178
A. In de verschillende leeftijdsklassen in percenten van de total
sterfte in die leeftijdsklassen bij de verschillende rassen in
Paramaribo in 1924-1925.
B. In de verschillende leeftijdsklassen in percenten van de total
sterfte in die leeftijdsklassen bij Britsch-Indische mannen en
vrouwen in Paramaribo in 1924-1925.
C. In de verschillende leeftijdsklassen in percenten van de total
sterfte in die leeftijdsklassen bij de mannen en de vrouwen in
Paramaribo in 1924-1925.
XIX. Typhus- en dysenterie-morbiditeit en regenval ........... 197
A. De typhus-epidemie van 1926.
B. De dysenterie-epidemie van 1921.
C. Verdeeling van het aantal typhus- en dysenterie-gevallen en
van den regenval in m.m. over de maanden van het jaar
(gemiddelden van de jaren 1920-1925).
XX. Sterfte aan tetanus ...................................... 213
A. In de verschillende leeftijdsklassen in percenten van de total
sterfte in die leeftijdsklassen bij de verschillende rassen in
Paramaribo in 1924-1925.
No. BLZ.
B. In de verschillende leeftijdsklassen in percenten van de total
sterfte in die leeftijdsklassen bij de mannen en de vrouwen in
Paramaribo in 1924-1925.
C, Verdeeling van het aantal tetanus-gevallen en van den regenval
in m.m. over de maanden van het jaar 1925.
XXI. Sterfte aan levercirrhose en andere leveraandoeningen... 227
In de verschillende leeftijdsklassen in percenten van de total
sterfte in die leeftijdsklassen bij de verschillende rassen in Para-
maribo in 1924-1925.
XXII. Leeftijdsklassenbezetting bij overledenen ................ 256
Van de verschillende rassen in Suriname in 1924-1925.
XXIII. Leeftijdsklassenbezetting bij mannen en vrouwen ........ 261
Overleden in Suriname in 1916-1925.
XXIV. Leeftijdsklassenbezetting van overledenen............... 262
In Suriname en Nederland in 1914-1923.
XXV. Sterfte-cijfers in de verschillende leeftijdsklassen ........ 293
A. Bij de Inboorlingen, mannen en vrouwen in 1925.
B. Bij de Britsch-Indiers, mannen en vrouwen in 1925.
C. Bij de Nederlandsch-Indirs, mannen en vrouwen in 1925
D. Bij de rassen in Suriname in 1925 en bij de bevolking van
van Nederland in 1920.
E. Gecorrigeerde sterfte-cijfers bij de verschillende rassen in
Suriname en bij de bevolking van Suriname en Nederland in 1925
XXVL Sterfte-cijfers in de verschillende leeftijdsklassen ......... 307
A. Bij de mannen en vrouwen in Suriname in 1918.
B. Bij de mannen en vrouwen in Suriname in 1919.
C. Bij de mannen en vrouwen in Suriname in 1922.
D. Bij ve mannen en vrouwen in Suriname in 1923.
E. Bij de mannen en vrouwen in Suriname in 1924.
F. Bij de mannen in Suriname in 1925 en bij de mannen in
Nederland in 1920.
G. Bij de vrouwen in Suriname in 1925 en bij de vrouwen in
Nederland in 1920.
XXVII. Sterfte per maand in Suriname (verhoudingscjfers) ........ 335
In 1910-1917, 1918-1919, 1920-1923, 1924-1925 en 1910-1925
XXVIII. De verdeeling van de sterfte en van den regenval in m.m. 338
Over de maanden van het jaar, metaanduiding vandenprimairen- en
secundairen sterfte-top en van de maanden met de grootste malaria-
typhus- en dysenterie-morbiditeit (gemiddelden van de jaren
1920-1925).
INHOUD
EXIv
INHOUD
No. BLz.
XXIX. Het aantal levenloosgeborenen per 1000 geboreenen....... 373
In Suriname, Britsch-Guyana en Nederland in 1880-1925.
XXX. De sterfte in het eerste levensjaar per 1000 levendgeborenen 386
In Suriname, Britsch-Guyana en Nederland in 1880-1925.
XXXI. Sterfte aan de belangrijkste ziekten per 100 overledenen 393
In Paramaribo en Georgetown in 1924.
XXXII. Sterfte-cijfers van de belangrijkste ziekten.... ........... 393
In Paramaribo en Georgetown in 1924.
XXXIII. Het aantal kinderen, gebaard door ...................... 548
100 willekeurige Inlandsche vrouwen, ouder dan 45 jaar.
100 willekeurige Br.-Indische vrouwen, ouder dan 45 jaar.
100 willekeurige Nederl.-Indische vrouwen, ouder dan 45 jaar.
XXXIV. Het aantal kinderen, dat die vrouwen tot het tijdstip van het
onderzoek verloren hadden ................................ 549
Kaart van Paramaribo en omgeving, met aanduiding van de
plaatsen, rivieren, moerassen enz. genoemd in Hoofdstuk II,
Tweede Gedeelte ,,Waterleidingsplannen" ................. 447
INLEIDING
DE NOODZAKELIJKHEID EENER JUISTE KENNIS VAN
DEN HYGIENISCHEN TOESTAND
1. Het Suriname vraagstuk
Suriname of Nederlandsch-Guyana, gelegen op de noordkust van
Zuid-Amerika, tusschen 54-550 W.L. en 2-60 N.B., heeft een opper-
vlakte van ongeveer 160.000 K.M.2, dit is vijfmaal de grootte van
Nederland.
De bevolking bedraagt bijna 120.000 zielen, de Boschnegers en
Indianen, die in de binnenlanden verblijf houden (naar chatting res-
pectievelijk 17.000 en 2.600), niet medegerekend.
De bevolkingsdichtheid is dus ongeveer 0.75 per K.M.L
Van deze schaarsche bevolking woont %/s gedeette in dehoofdstad
Paramaribo en I gedeelte in de zoogenaamde districten, dit wil zeggen
in het kultuurgebied langs de kust van den Atlantischen Oceaan en langs
den benedenloop der groote rivieren.
SDit gebied bestaat gedeeltelijk uit een 8-10 K.M. breede, laag-
gelegen strook kleigrond, langs de kust (zee-rivier-alluvium) en een
20-50 K.M. breede zone niet aangeslibd land, z.g. continental
land, tusschen dit alluvium en de schaars-begroeide zandvlakte die
het oerwoud begrenst (het savanna-gebied).
Volgens zeer recent onderzoekingen is dit continental land nog
meer voor het groot landbouwbedrijf geschikt, dan het zeer vrucht-
bare alluviaal gebied langs de kust. In dit gebied worden dan ook
nog tal van verlaten plantages gevonden, waar het bedrijf om andere
redenen dan onvruchtbaarheid of uitputting van den bodem is stop-
gezet.
INLEIDINO
De bevolkingsdichtheid van dit uiterst vruchtbare tropengebied
(met uitsluiting van de savanna en het oerwoud), bedraagt iets meer
dan 9 per K.M.W
De bevolkingsdichtheid van de geheele wereld, alle onbewoonde
gebieden inbegrepen, bedraagt 12.9, van Europa 48.2 per K.M'.
Een schaars bevolkt land heeft zin arbeidskrachten dubbel
noodig. In het zoo schaars bevolkte Suriname evenwel is de bevol-
king zeer onproductief en naar verhouding thans, minder productief
dan vroeger.
In 1787 warren er van de 63.000 inwoners 50.000 slaven, die op
de plantages, meer dan 600 in getal, productieven arbeid verrichtten.
In 1830 waren er nog 451 plantages in working; in 1850 nog 273;
in 1873 nog 121; in 1903 nog 82, met een evenredige vermindering
van het aantal productive krachten.
In 1925 telde Suriname 119.926 inwoners, waarvan 10.216 immi-
granen wonder contract verbonden waren aan de 61 overgebleven
plantages, terwijl de geheele arbeiders-bevolking op de plantages (met
inbegrip van vrouwen, kinderen en vrije arbeiders) op 1 Januari
1925 16.902 bedroeg. De vermindering van het aantal plantages be-
rust dos geenszins op concentrate in grootbedriven.
Het problem, van welks oplossing dan ook algemeen een herstel
van het ontwrichte Suriname word verwacht, is, hoe het productieven
arbeid verrichtende gedeelte van de bevolking kan worden vergroot.
Sechts enkelen bepleiten een toename van het productive element,
door een meer oeconomische arbeidsverdeeling en een meer produc-
tieve arbeidsverrichting van de tegenwoordige bevolking.
Voor hen is het Suriname Vraagstuk" gedeelteijk een paeda-
gogisch vraagstuk, waarbi de fouten, bij de emancipatie der slaven
began, voor zooverre mogelik, moeten warden hersteld; gedeeltelijk
een tecnisch-kultureel vraagstuk, waarbij met een keuze van de
juiste prodcten de vruchtbare bodem met eigen kracht zoo produc-
tief mogelijk mot warden gemaakt
Meer algemen wordt de oplossing gezocht in toename van bet
aantal productive inwoners door immigrate en olonisatie Voor
hen die 6f wel alle illusies in de tegenwordige bevolkng verloren
hebben, bf wel een amniddfik en tastbaar resultaat door middel
van een massale toename van arbeidskrachten noodzakelijk achten -
INLEDING
is het ,,Suriname Vraagstuk" een bevolkings-vraagstk in den zin,
die daaraan meer algemeen gegeven wordt.
Het is hier niet de plaats noch is schrijver dezes bevoegd, de
verschillende methoden, die door zeer bevoegde kenners van de kolo-
niale oeconomie en door tal van commission met naam zijn aange-
geven, tegen elkaar af te wegen.
Een zeer recent meaning over dit vraagstuk, afkomstig van den
Ondernemersraad voor Suriname, luidt: ,...... twee elementen
zijn absoluut noodzakelijk, om Suriname uit haar tegenwoordig verval
op te heffen...... n.l.:
,,1) vermeerdering van bevolking;
,,2) vermeerdering van het in Suriname en in de allereerste plaats
in den Surinaamschen grooten landbouw belegd kapitaal" en verder
,,Voor die ontwikkeling (d.i. de oeconomische ontwikkeling van
Suriname) is. in de allereerste plaats noodig een sterke toename van
de bevolking en dat wel in snel tempo; deze is alleen mogelijk door
krachtige bevordering van staatswege van de Javanen-immigratie,
waardoor tegelijkertijd de belangen van het overbevolkte Java zullen
worden gediend."
(Nota behoorende bij het rekest van den Ondernemersraad voor
Suriname aan Zijne Excellentie den Minister van Kolonian, van
22 Juli 1926, 76).
Niet alleen een toename van het aantal productive krachten is
noodzakelijk, ook de toename van de individueele arbeidsprestaties is
van groot belang.
Het opvoeren van de individueele arbeidsprestatie is afgeien
van factoren van opvoedkundigen en technischen aard (arbeidswet-
geving) slechts mogelijk, indien de individueele arbeidskracht
bevorderd wordt, d.w.z. indien de algemeene gezondheidstoestand
verbeterd word.
Noodig is een gezond geslacht, niet verzwakt door ziekten, niet
tot ontijdige rust gedoemd op een leeftijd, die nog een voile arbeids-
prestatie behoort te waarborgen.
Bovendien zal een verbetering van den algemeenen gezondheids-
toestand, door een betere verhouding van geboorte en sterfte, dit
is door een grooter geboorte-overschot en een hoogeren gemiddelden
INLEIDING
leeftijd, tevens bijdragen tot de oplossing van het bevolkingsvraagstuk;
minder direct en minder tastbaar misschien, daarentegen op een wijze,
die meet bevrediging schenkt.
Behalve dat de verbetering van den algemeenen gezondheids-
toestand den natuurlijken aanwas van de bevolking zal bevorderen
en het nuttig effect van de immigratie onmiddellijk zal vergrooten,
is slechts dan van de kunstmatige toename van de bevolking door
immigratie ,,blYivend" nut te verwachten, indien deze immigratie
hygienisch wordt voorbereid.
Maar al te vaak gaat een geforceerde bevolkingstoename indien
onvoldoende voorbereid gepaard met een sterken achteruitgang van
den algemeenen gezondheidstoestand, zeer zeker in een land, waar
de social nood tot bet nemen van die maatregelen dwingt.
Vooral dreigt dit gevaar in Suriname, waar de immigranten ge-
recruteerd worden tit vreemde rassen, vreemde Oosterlingen met
eigen zeden en gebruken, lichamelijk minder krachtig dan het hier
inheemsche Afro-Ameriaansche ras en dan nog in contact gebracht
met ander lichamelik lijden, bij hen minder bekend en daarom bij
hen des te meer gevaarlijk.
Vooral dreigt dit gevaar in Suriname, waar deze immigranten
worden opgehoopt op plantages, niet berekend de door het Gouver-
nement opgelegde verplichting tot geneeskundige verzorging van
hare arbeiders te vervullen, indien hieronder mer verstaan wordt
dan het verplegen van zieke individuen ter plaatse of het transport
naar elders.
Vooral dreigt dit gevaar in Suriname, waar ook door het Gouver-
nement bijna uitsluitend zieken behandeld en verpleegd, ziekten bijna
nimmer bestreden of voorkomen worden.
Ervaringen zijn er trouwens te over om de treurige resultaten,
die een kortzichtige politiek van onvoorbereide immigratie onver-
mijdelijk hebben moet, te demonstreeren.
De bedoeling van het koloniaal beleid is, door middel van immi-
gratie te komen tot kolonisatie, door middel van immigratie te komen
tot een gezeten kleinlandbouwersstand.
Gaat men evenwel na, wat het lot is van den Nederlandsch-Indischen
immigrant in Suriname, weegt men het social nut van den Javaan
na afloop van zijn contract, dan ziet men hoe weinig van die goede
INLEIDING
bedoeling terecht komt en huivert men voor de verantwoording van
die treurige resultaten.
In de volgende hoofdstukken zal de hyginische toestand van de
immigranten uitvoerig worden geschetst. Slechts enkele getallea ter
illustrate:
In 1924-1925 kwam 20% van de geboren Javaansche kinderen
of wel levenloos ter wereld of stierf v66r bet bereiken van bet e;rste
levensjaar. Op enkele groote en naar verhouding goed verzorgde
plantages stierf 20% van de Javaansche kinderen in bet jaar der
geboorte.
De opgroei van de Javaansche bevolking in Suriname is dan ook
z66 gering, dat dit ras in Suriname aan zich zelve overgelaten,
zonder verdere immigratie dus ten gronde zal gaan en dat in
betrekkelijk korten tijd.
En deze gevolgen van niet hygienisch voorbereide immigraie
zullen,ondanks den eventueel bereiktenmeerderen algemeenen welstand,
grooter worden, naarmate de immigratie met meer kracht ter hand
genomen wordt, naarmate de bevolking dichter opeengehoopt word
op kwijnende of verlaten plantages, of in nieuw te ontginnen gebieden.
Kan men nu wachten met het nemen van hygienische maatregelen,
tot een eventueel meerdere algemeene welstand als van zelf de hygie-
nische mogelijkheden grooter maakt?
Waar zuiver objectief gezien de toestand zoo slecht is, waar boven-
dien de tot nu toe gevolgde tactiek zoo weinig effectief is gebleken,
is langer wachten immoreel en materieel gezien een steeds grooter
wordend en moeilijker te herstellen verlies.
Het voorbeeld bij uitnemendheid, dat wel een ieder overtuigen
moet, die nog mocht twijfelen aan de absolute noodzakelkheid en
de groote waarde van de hygienische voorbereiding van iedere massage
werkverschaffing, is de triumph van den hygienist Kolonel GORGAS
op de landengte van Panama.
Het voorbeeld is wel oud en dikwijls reeds genoemd, maar te over-
tuigend om niet hier nogmaals vermeld te worden.
De thans zoo gezonde Kanaalz6ne was vroeger een der meest be-
ruchte streken der wereld, waar alleen het overblijfsel van een uit-
geziekte bevolking kon leven, waar iedere nieuweling met den dood
werd bedreigd.
INLmnlNG
De Franschen wonder DE LESSEP vermochten niet het wrk van de
doorgraving te voltooien, niet tengevolge van den strijd tegen de
technische moeilijkheden, maar tengevolge van den strijd op even
en dood tegen de moordende koortsen, die de arbeiders meer dan
decimeerden.
De Amerikanen wonder Kolonel GORGAS kenden de moderne in-
zichten in de tropenpathologie en de toepassing daarvan en de doel-
matige toepassing van die kennis maakte het den Amerikanen mogelijk,
war den Franschen was mislukt; maakte het den Amerikanen mogelijk
in de vroeger zoo beruchte streek gezondheidsverhoudingen te
scheppen, volkomen te vergelijken met die van de meest gezonde
streken der gematigde z6nes.
In acht jaren tijds (1906-1914) daalde het ontzettend hooge
sterfe-cijfer van de zwarte employee's van 49.0 tot 7.1 per 1000 ar-
beiders per jaar, dat van de blanke employ's van 16.3 tot 6.7 per
1000 per jaa, dat van de geheele arbeidende bevolking van 41.2 tot
7.0 per 1000 per jaar.
In acht jaren tijds werd in de hospitalen de sterfte:
aan malia teruggebacht tot 1/63 van de sterfte in 1906
Spneumon .. .. 1/20 .
typhus 1/20 .
dysentrie 1/32 "
tberculose 1/2 ,
aachylastonasis 1/2 "
Sgele koorts ,, 0 ,, .
De sterfte van de geheele bevolking aan die ziekten is nog meet
verminderd dan deze hospitaalijfers aangeven, omdat gedurende de
late jaren gestreefd werd naar een voltallige opname van alle zieken
in de hospital
De sterfte aan malaria, die in 1906 10.18 bedroeg per 1000 per jaar,
was in 1914 gedaald tot 0.07 per jaar, dit wil zeggen een verminde-
ring tot 1/150.
Als men nagaat, wat dt voor een enorme besparing aan arbeids-
krachten beteekent, zal men ten volle overtuigd worden van de groote
en onmisbare waarde van goed doorgevoerde hyginische maatregelen;
zal men overtuigd worden, dat geen offer te groot is om goede en
IN.LEIDNG
noodzakelijke hygienische maatregelen te treffen; zal men overaigd
worden van de waarheid van het gezegde, dat goede hyginische
maatregelen zich zelf betalen, van de waadfeid van het parel van
Kolonel GoGAS: ,,Sanitation pays".
Op ground van de bovenbesproken bevolkingsnood in dit uiege-
strekte vruchtbare tropengebied en vooruitloopende op hetgeen de
bestudeering van de volksgezondheid mij geleerd heeft, zou ik het
Suriname Vraagstuk willen formuleeren als volgt:
Het Suriname vraagstak is op de eerste plants een vraagstak van
hyginisch voorbereide immigratie.
Het is een bevolkingsvraagstuk, waarbij naast de kunstmatige
toename van de bevolking door immigratie, meerdere aandacht ge-
schonken moet worden aan de verbetering van de hygienische toe-
standen, waardoor de immigrate meer zal beantwoorden aan haar
doel dit is het komen tot kolonisatie en waardoor dan tevens
de natuurlijke aanwas van de bevolking door grooter geboorte-
overschot en hoogeren gemiddelden leeftijd bevorderd word.
Dit standpunt is niet nieuw, getuige de uitspraak van den vroegeren
Gouverneur vAN ASBECK ,,Het Suriname vraagstuk is voor een
goed deel een hygienisch vraagstuk" -, getuige het naschrift van
een artikel van OLVIER in De West-Indische Gids 1924, aflevering 2,
,,Naar aanleiding van eene mij gemaakte opmerking verklaar ik
uitdrukkelijk dat het niet mijn bedoeling is, dat het bevorderen van
de natuurlijke toeneming van de bevolking de immigratie zoude kunnen
vervangen. Deze dient bij voortduring te worden bevorderd en zelfs
krachtiger dan tot dusver, maar daarnaast worde voortaan meer aan-
dacht geschonken aan den natuurlijken aanwas van de bevolking" -
getuige ten slotte het meest recent rapport over Suriname, dat van
W. DE CoCK-BNING: ,,De bevordering van de bevolkingstoename
kan geschieden in door betere hygienische verzorging...... ea
door aanvoer van contractarbeiders....... n door kolonisatie van
Javanen -."
INLRIDING
De dwingende noodzakeikheid van een hygienisch goed voorbe-
Teide immigraem maakt een too volledig mogelijke kennis van den
teanoordigen geb dheidsoestad van Suriname tot een eerste
vereischit.
Beginnen wij dus met na te gaan, of tot heden de kennis van den
gezondhidstoestand in Suriname voldoende was, om een just oor-
deel te wettigen.
2. De tegenwoordige kenis van den hygienischen toestand
in Suriname
Tracht men den hyginischen toestand van Suriname te overzien
dan word voor alles bet gens gevodd aan voldoende betrouwbare
saisiscbe gegevens
In 1919 schref bet Eerst Kamer-lid vuA KOL in een brochure
over de vo&sgc dhed in nze West-Indische koloniEn: (De W.L
Gids 1919, 4, blz. 7).
,Door de meer dan gebrekkige statistiek zin over de sterfte der
bevoking, in g en kl der Nederlandsche kolonien, betrouwbare
gegevens te verkrijgen, evenmin als over de doodsoorzaken, hoe
noodig beide ok wezen mgen voor de kennis der meest heerschende
ziek n en der middle van bestriding."
In dit opzi~c is wel ved, maar niet genoeg veranderd.
Sedet de invoenig van den Burgeriiken Stand (5 Maart 1828)
wordt in Suriname geboorte, stefte, vestiging en vertrek geregistreerd.
Derc cijfexs ambtelike schattigen van wijkmeesters en districts-
omsa n moeten evenwd met eenige reserve aanvaard en
met groomte roorzai* d beoorded worden
Sedert 31 Juli 1921 bezit Suriname een Bevolkings-Register en een
sedert dien goed funcioa ede volksboekouding, een voorrecht,
dat vee tropenladen missen. Bij de toen gehouden volkstelling
blek, dat de vroegere schattingen van de wijkmeesters en de districts-
on r n wel wat te wenschen hadden overgeaten. Het ge-
scatte aantal inwoners op 31 December 1920 most b.v. met 5827
verminderd worden
In de aadijks gepublictrde Koloniale Verslagen wordt o.a. een
aoveciht gegeven van den loop der bevolking (Hoofdstuk B) en
'I1.~DING
van den Burgerlijken en Militair Genceskundigen Dienst (Hoofdsauk).
In de bijlagen worden vermeld statisteken over de bevolking
(Hoofdstuk A), geboorte en sterfte (Hoofdstuk C) en over de doods-
oorzaken in Paramaribo (Hoofdstuk H).
De belangrijke gegevens van het Bureau van den Burgeriijken Stand
en van den Geneeskundigen Dienst worden evenwel zeer onvoldoende
bent.
Voor een goede bewerking van medisch-statistische gegevens ont-
breekt in de Koloniale Verslagen:
1. In bijlage A, d, (aanwijzende de verdeeling in leeftijdskassen
van de bevolking van Suriname) een splitsing in de verschllende
landaarden.
2. In bijlage C, c, (aanwijzende de verdeeling in leeftijdsklassen
van overledenen) een splitsing in de verschilende landaarden.
3. In bijlage C, f, (aanwijzende het aantal levenloos-geborenen, het
aantal levend-geborenen en de sterfte in het eerste levensjaar)
een splitsing naar de geboorte in stad of district.
Met uitzondering van de verdeeling in leeftijdsklassen van Inboor-
lingen, Britsch-Indiers en Nederlandsch-Indiers, welke verdeeling
noch op den Burgerlijken Stand noch op het Immigratie Departement
bekend was, worden deze gegevens in de betreffende registers wel
vermeld. Tengevolge van de onvolledige publicatie zijn zij evenwel
simmer bewerkt. De berekening van de leeftijdsklassen der ver-
schillende rassen vooramelijk Inboorlingen, Britsch-Indiers en
Nederlandsch-Indiers eischte veel werk. Nu evenwel deze bere-
kening is geschied, kunnen de jaarlijksche veranderingen gemakkelik
door registratie verkregen worden.
Deze gegevens moeten van groot belang geacht worden, omdat een
juiste beoordeeling van den gezondheidstoestand niet mogelijk is, als
de betere cijfers van het eene ras of van de bewoners der districten
de minder goede cijfers van het andere ras of van de inwoners van de
stad nivelleeren.
Vooral van belang is een verdeeling in leeftijdsklassen van de
Britsch-Indische en de Nederlandsch-Indische bevolking.
Tengevolge van de immigratie van jonge mannen en vrouwen
wijkt de bezetting der leeftijdsklassen sterk af van de bezetting der
INLEIDING
leeftijdsklssen, aooals die bij de Inboorlingen verwacht kan worden.
Een goede beoordeding der sterfte is slechts mogelijk als .deze
van de norm afwijende eeftjdsklassen-beetting bekend is.
Op bet bureau van den Burgerijken Geneskundigen Dienst
worden de doodsoor aken, aangegeven in Paramaribo, geregistreerd
met venrelding van ras, geslacht en leeftijd. De registers v66r 1924
ontbreken. De registers van 1924 en 1925 warren nimmer bewerkt.
Jammer is verder, dat de doodsorzaken, die in de districten voor-
komen, z66 ongeregeld worden opgegeven, dat daarvan geen registers
worden aangdegd
Met uitondering van de jaarlijks in een afzonderlijk verslag ge-
publiceerde iekte-staistiek van het Militair Hospitaal en de aange-
geven gevallen vn besmeteijke ziekten zooals typhus, dysenterie,
diphtherie framboesia e. a. ontbreekt een ziekte-statistiek.
Behalve de bovengenoemde officieele gegevens, zijn er talrijke
publicaties over den gemzndheidstoestand van Suriname en Paramaribo
verschenen; bovendien is herhaalde malen de hygienische toestand in
word en beeld geschetst.
In de Kdlniale Bibliotheek bevindt zich een wel niet volledige,
maar toch rij e verzameling van de literature over de medische toe-
standen in Suriname, waaronder zeer merkwaardige uit vroeger eeuwen.
Van de publicaties op medisch gebied uit de later jaren, noem ik
het filaria- en malaria-onderzoek van Fu, het malaria-onderzoek
van BOKNE, de muskieten-determinatie van BoNNE, de anchylost.-
bestriding van de ROCMEFELa -FOUNDATION. (Zie literatuur-overzicht)
Een zoo voaledig mogelijke studied van den hygiinischen toestand
in den vollen omvang, met gebuikmaking van alle beschikbare
gegevens, bestaat nog met en een juiste beoordeeling van
den hygianischen toestand, vooral van de verschillende rassen af-
zonderlik, was dientengevolge nnimer goed mogeijk.
Deze tot nu toe onvolledige kennis betreffende den bygienischen
toestand van Suriname moge de poging rechtvaardigen om met behulp
van ,,alle" beschikbare gegevens tot een better inzicht te geraken.
Dit bereikt hebbende, kan worden nagegaan of de tot nu toe genomen
hygienische maatregeln voldoende en doelmatig zijn en zoo niet, welke
maatreglen zin aangewezen om tot een betere bestrijding en voor-
koming van ziekten te geraken.
INLEIDING
Behalve de systematische bewerking van de bomengeneade ge-
gevens (ziekte- en doodsoorzakenstatistiek van het miliair hospital,
geboorte-, sterfte- en doodsoorzakenstatistik naar ae gegevenvan
Bevolkings-Registers, Immingratie-Departementm en Bargerfie Ge-
neeskundigen Dienst) en de samenvatting van ale'iermede in ver-
band staande onderzoekingen en publicaies, moet afzonderlij ge-
noemd worden de berekening van de sterfte-cijfers in de versdcilnde
leeftijdsklassen van de mannen en de vrouwen der venrchillende
rassen in Suriname.
Een nota aan Zijne Excellentie, den Gouverneur van Suriname,
betoogende de wenschelijkheid van deze berekening welke bereke-
ning, zonder leeftijdsklassenbepaling van de versc ende rassen
afzonderlijk, niet mogelijk was, vond een gunstig onthaaL
Gedurende de laatste maanden van 1926 werd uit de gegevens van
let Bevolkings-Register de leeftijdklassen-bezetting berekend van de
mannen en de vrouwen der verschillende rassen in Suiname voor
het jaar 1925. Door verdere registratie kan nu ieder jaar de
leeftijdsklassen-bezetting berekend worden, zoodra alle opgaven tit
de districten, betreffende geboorte, sterfte, vestiging en vertrek
bekend zijn.
Omdat voortaan ook de sterfte-statistiek gedifferentieerd zal worden
naar geslacht, ras en leeftijd, is het nu tevens mogeliak ieder jaar de
sterfte-cijfers in de afzonderlijke leeftijdsklassen van de mannen en
de vrouwen der verschillende rassen te berekenen.
Het zal duidelijk zijn, dat deze kennis van de sterfte-cifers, bij
rassen met zulk een uiteenloopende sexe-verhouding en leeftijds-
klassen-bezetting, de juiste beoordeeling van bet total sterfte-cifer
zeer ten goede gekomen is.
Door plaatsing van deze gegevens in de koloniale verslagen
zouden deze belangrijke cijfers voortaan aan de vergetelheid
ontrukt worden en steeds voor bewerking bereikbaar z .
Het was helaas niet mogelijk voldoende gegevens te verkrijgen
over de doodsoorzaken in de districten, zoodat de doodsooraken-
statistiek tot de stad Paramaribo beperkt is gebleven. Hopelijk zal
hieraan in de toekomst evenals dit nu reeds in Britsch-Guyaa
geschiedt meerdere aandacht worden besteed.
INLEIDING
3. Enkele historische bijzonderheden van Suriname
Alvorens met de studied van de hygienische toestanden in Suriname
te beginnen, is het wenschelijk een kort overzicht te laten. voorafgaan
van enkele historische gebeurtenissen en van den loop en de samen-
stelling van de bevolking.
Tabel 1 vermeldt een aantal geschiedkundige gegevens betreffende
de bevolking van Suriname van 1671-1921.
TABEL 1
Enkele aanteekeningen betreffende de
bevolking van Suriname1)
1671.... In Suriname wonen 800 blanken, 2500 negerslaven,
500 Indiaansche slaven.
1684.... Europeesche kolonisten (Labadisten).
Bevolking: 579 Christenen met 2903 slaven, 232 Joden
met 1298 slaven.
1694.... Volkstelling: Aantal inwoners bedraagt 6423.
1748.... Aankomst van Zwitsersche kolonisten.
1787.... Volkstelling: In Paramaribo 2000 blanken, 650 vrijge-
borenen of vrijgemaakte inlanders, 7000 slaven. In de
districten 3356 blanken, 50.000 slaven. In de geheele
kolonie total 63006.
1791.... Volkstelling: Behalve Boschnegers en Indianen 58120.
(pokken in 1789). Vergelijk 1787.
1811.... Volkstelling: 5104 vrijen, 50725 slaven.
1828.... 5 Maart. Invoering van een Burgerlijken Stand.
1831.... Eerste opgave van de bevolking van Paramaribo door
wijkmeesters: 2043 blanken, 4642 vrijen, 8580 slaven,
total 15265.
1845.... Hollandsche kolonisatie.
1853, 1858, 1868, 1869.... Chineesche immigratie.
1854.... Portugeesche immigratie.
1) Zie ook JSuriname v66r de verovering door ABwAHA CYNSSEN (1667)",
medegedeeld door OUDSCHAN DE=rz. in de Bijdragen en Mededeelingen van
het Historisch Genootschap, Deel XXXIX, 1919.
NLEIDING
1862.... 31 December: 16479 vrijen, 36484 slaven, 499 immigranten.
total: 25500 mannen, 27463 vrouwen, total 52963 in-
woners.
1863.... 1 Juli: Emancipatie der slaven. Staatstoezicht.
1863.... 31 December: 17129 vrijen, 31153 wonder staatstoezicht
geplaatsten, 296 immigranten.
total: 23226 mannen, 25451 vrouwen, total 48677 in-
woners.
1872.... 31 December: 20884 vrijen, 28774 wonder staatstoezicht
geplaatsten, 2230 immigranten.
total: 25708 mannen, 26180 vrouwen, total 51888 in-
woners.
1873.... 1 Juli: Opheffing van het Staatstoezicht.
1873-1918.... Britsch-Indische immigratie.
1873.... 31 December: 44666 vrijen, 4415 immigranten.
total: 25113 mannen, 23968 vrouwen, total 49481 in-
woners.
Begin van het vrouwen-tekort in Suriname.
1890-heden.... Nederlandsch-Indische Immigratie.
1921.... 31 Juli: Volkstelling 107723 inwoners.
Invoering van Bevolkingsregister.
1926.... Berekening van de leeftijdsklassen-bezetting bij de mannen
en de vrouwen der verschillende rassen in Suriname.
Tabel 2 vermeldt de verschillende epidemien, die Suriname sedert
1743 geteisterd hebben.
TABEL 2
Epidemien
1743.... Er heerschen hevige ziekten als kinderpokken en koortsen.
1785.... Pokken-epidemie, waardoor ongeveer 8000 inwoners
worden aangetast.
Door de tijdig genomen maatregelen bedraagt het aan-
tal sterfgevallen slechts 150.
1789.... Een groot aantal vrijgeborenen en duizenden slaven over-
lijden tengevolge van pokken, aangebracht door een-
slavenschip.
INLEIDING
1819.... Kinderpokken-epidemie welke groote verwoestingen vooral
onder de slaven aanricht.
1823.... Griep-epidemie, welke vele slachtoffers maakt.
1851.... Gele koorts-epidemie, welke vele slachtoffers maakt.
1854.... Gele koorts-epidemie.
1856.... Gele koorts-epidemie. Pokken-epidemie.
1908... Enteritis heerscht in meer dan gewone mate.
1909.... Gele koorts-gevallen.
1912-1913.... Vele gevallen van enteritis en dysenterie.
1918-1919.... Griep-epidemie.
1921.... Vele gevallen van typhus, dysenterie en enteritis. Tevens
meerdere gevallen van griep.
1926.... Typhus-epidemie.
4. Loop der bevolking van Suriname van 1910-1925.
In tabel 3 is opgegeven de aanwas der bevolking van Suriname van
1910-1925; van 1910-1920 volgens de opgaven van wijkmeesters
en districts-commissarissen, van 1921-1925 volgens de gegevens van
het bevolkingsregister.
In deze tabel is afzonderlijk vermeld de toename van de bevolking
door meerdere vestiging, immigratie-surplus genoemd en de toename
van de bevolking door meerdere geboorte dan sterfte, geboorte-over-
schot genoemd.
TABEL 3
De aanwas der bevolking van Suriname door immigratie-
surplus en geboorteoverschot.
31 Dec. 1910 ..................... 92142 van 31 Dec. 1910-31 Dec. 1915
immigratiesurplus 28 total immigratiesurplus 3932
geboorteoverschot 566 total geboorteoverschot 4171
31 Dec. 1911 .................... 92736
inmigratiesurplus 2054
geboorteoverschot 309
31 Dec. 1912 .................. 95099
immigratiesurplus 920
geboorteoverschot 599
INLRIDING
31 Dec. 1913 ....................
immigratiesurplus 1079
geboorteoverschot 1265
31 Dec. 1914 ....................
immigratiesurplus 149
geboorteoverschot 1432
96618
98962
31 Dec. 1915 .................. 100245
immigratiesurplus 774
geboorteoverschot 1311
31 Dec. 1916 ................... 102330
immigratiesurplus 1985
geboorteoverschot 1076
31 Dec. 1917 ..................... 105391
immigratiesurplus 1903
geboorteoverschot 533
31 Dec. 1918 .................... 107827
immigratiesurplus 2278
geboorteoverschot -295
31 Dec. 1919 .................... 1098i0
immigratiesurplus 2227
geboorteoverschot 1144
31 Dec. 1920 .................. 113181
31 Dec. 1920 volgens Bevolk. Regis. 107354
immigratiesurplus -100
geboorteoverschot 989
31 Dec. 1921 .................. 108243
immigratiesurplus 1510
geboorteoverschot 1180
31 Dec. 1922 .................. 110933
immigratiesurplus 735
geboorteoverschot 1150
31 Dec. 1923 ................... 112818
immigratiesurplus 1310
geboorteoverschot 1930
31 Dec. 1924 .................... 116058
immigratiesurplus 1709
geboorteoverschot 2159
31 Dec. 1925 .................... 119926
van 31 Dec. 1915-31 Dec. 1920
total immigratiesurpus 9167
total geboorteoverschot 3769
van 31 Dec. 1920-31 Dec. 1925
total immigratiesurplus 5164
total geboorteoverschot 7408
van 31 Dec. 1910-31 Dec. 1925
total immigratiesurplus 18263
total geboorteoverschot 15348
bevllking 31 Dec. 1910
immigratiesurplus -
1910-25 ...........
geboorteoverschot
1910-25 ...........
92142
18263
15348
total 125753
verschil v. d. telling der
wijkmeesters en het
bevolkingsregister .. 5827
bevolking 31 Dec.1925 119926
bevokingstoname sedet
31 Dec. 1910 ...... 33611
di 38.9%van de gecor-
rigeerde bevoling
op 31 Dec. 1910
bevolkingstoename door
inn. surplus sedert
31 Dec. 1910 ...... 18263
di. 21.0% van de gecor-
rigeerde bevol&ng
op 31 Dec. 1910.
bevolkingstoename door
geboorteoverschot sedert
31 Dec. 1910 ...... 15348
d. 17.8% van de gecor-
rigeerde bevolking
op 31 Dec. 1910
IIBING
Uit deze cijfers blijkt:
S1. Dat van 31 December 1910 tot 31 December 1915 bet geboorte-
overschot grooter was dan het immigratie-surplus.
Totaal geboorte-overschot ................ 4171
Totaal immigratie-surplus. .. ... 3932
2. Dat van 31 December 1915 tot 31 December 1920 het geboorte-
overschot kleiner was dan het immigratie-surplus.
Totaal geboorte-overschot .............. 3769
Totaal immigratie-surplus ............... 9167
3. Dat van 31 December 1920 tot 31 December 1925 bet geboorte-
overschot grooter was dan het immigratie-surplus.
Totaal geboorte-overschot ............... 7408
Totaal immigratie-surplus .................. 5164
4. Dat in de period 1910-1925
het total geboorte-overschot .............. 15348
het total immigratie-surplus ............. 18236
de total vermeerdering van de
bevolking in 1910-1925 ................ 33611 bedroeg.
Het geboorte-overschot is 17.8 % van de gecorrigeerde bevolking
op 31 Dec. 1910.
Het immigratie-surplus is 21.1 % van de gecorrigeerde bevolking
op 31 Dec. 1910:
De total vermeerdering is 38.9 % van de gecorrigeerde bevolking
op 31 Dec. 1910.
Uit dit overzicht volgt, dat ook de toename van de bevolking van
Suriname door geboorte-overschot een belangrijk aandeel heeft in de
total toename van de bevolking.
Van groot belang is het op te merken, dat in de jaren 1920-1925
de natuurlijke aanwas van de bevolking door geboorte-overschot
grooter was dan de kunstmatige aanwas van de bevolking in die jaren,
waarin toch de immigratie van Nederlandsch-Indische contractanten
geregeld en op vrij groote schaal plaats had.
Het bevorderen van de natuurlijke toename van de bevolking zal
derhalve geenszins een te verwaarloozen winst beteekenen.
INLEIDING
In de graphische voorstelling, nummer I, is de toename van de
bevolking door geboorte-overschot en door immigratie-surplus voor-
gesteld.
In deze graphiek komt tot uiting, dat op 31 Dec. 1911, 1915 en 1916
bet total geboorte-overschot sedert 31 Dec. 1910 grooter was dan
het total immigratie-surplus sedert dien datum en dat op 31 Dec.
1921, 1922, 1923, 1924 en 1925 het total geboorte-overschot sedert
31 Dec. 1920 eveneens grooter was dan het total immigratie-surplus
sedert dien datum.
De zeer belangrijke immigratie der laatste jaren heeft derhalve een
minder aandeel in de bevolkingstoename van Suriname dan het geboorte-
overschot.
In tabel 4 is de toename vermeld van het aantal Inboorlingen,
Britsch-Indiers en Nederlandsch-Indiers sedert 1907.
Het aantal Inboorlingen is in die jaren toegenomen van 53585 tot
58351, het aantal Britsch-Indiers is toegenomen van 15615 tot 32533,
INLEIDING
het aantal Nederlandsch-Indiers is toegenomen van 6213 tot 22201.
Van de in de jaren 1873-1918 geimmigreerde Britsch-Indische
immigranten, in total 34302, was tot 1918 27 % teruggekeerd.
Van de in de jaren 1894-1918 geimmigreerde Nederlandsch-
Indische immigranten, in total 13428, was tot 1918 18 % terug-
gekeerd.
TABEL 4
De toename
van de inlandsche, de Britsch-Indische en de
Nederlandsch-Indische bevolking
Nederlandsch-
Jaar Inboorlingen Britsch-Indis Nederndch-
SIndiers
53585
51955
52301
52369
50142
50588
51433
51602
53027
52754
52289
53834
52425
55138
56339
57598
58351
1) volkstelling.
15615
16203
19111
19683
20376
21435
20620
20498
21686
24902
25331
24879
26096
30530
30974
31643
32533
1873-1918 34302
immigranten,
waarvan 27%
geemigreerd.
6213
7442
7632
7894
7857
6644
8243
'8298
8589
8768
9473
10252
11480
18529
18685
20143
22201
1894-1918 13428
immigra-ten,
waarvan 18%
genmigreerd.
In graphische voorstelling, summer II, sub A. is de loop van
de bevolking der genoemde rassen voorgesteld.
Dec.
,, 9
tr
tt
1t
If
99
99
99
99
99
99
99
99
99
99
99
99
99
99
99
,,
,,
,,
,,
,,
,,
,,
,,
,,
,,
,,
,,
,,
1907
1908
1909
1910
1911
1912
1913
1914
1915
1916
1917
1918
1919
1920 1)
1921 1)
1922
1923
1924
1925
INLEIDING 19:
A OE LOOP PER DEVOLKIIYG INI SURINIAME
1911 -1925.
2000
400000 0
120000 1111 1 1 '' I 11 1400
100000 20000 II
80000 1 IlI I 1 0- .......
ITOTL.BEVOLKIA&6
40191 ...... 40000
3500 -STERFI. r1WRLOP.50
2000R2000 a1 100
0 1 1H19-1925150
GEDOORTE EN 3TERE III SURIN0RAME.
i liTE -1500..
-WORTgORL 5000
35001t V ".E500
5000 1 1 1110011919-125
INIDIERS.
2000-ff 019194925.0
4500- 0 qqEDqC40 1CdC4
1000. 3E1rTE.15 00
+500. GEOMT-1000
W'16=612it :WERWHOTQ~ I I OVERSCIVT.
-500, INIMRUrlom 0
r~~tn~h BOrcr~ ~ 019-1~925.
INLEQING
De schijnbare vermindering van de total bevolking na 1920 berust
op de foutieve schattingen voor 1921.
Ter voorloopige orienteering is in de graphische voorstelling
II sub B voorgesteld geboorte, sterfte en geboorte-overschot van de
geheele bevolking in de jaren 1911-1925, de geboorte bij de verschil-
lende rassen in 1919-1925 en de sterfte en het geboorte-overschot
van de verschillende rassen in 1924-1925.
De groote verschillen, die het geboorte-overschot van de geheele
bevolking vertoont (in 1919 was bet geboorte-overschot negatief) en
de groote verschillen, die het geboorte-overschot bij de verschillende
rassen vertoont, zijn in deze graphiek zeer demonstratief te zien.
In de desbetreffende hoofdstukken zal het geboorte-overschot bij
de verschillende rassen en de samenstellende factoren, de geboorte
en de sterfte, nader worden beschouwd.
In de graphische voorstelling, number III, is de bevolking van
Suriname op 31 December 1925 gegroepeerd naar geslacht en ras
en het verblijf in stad en district.
Zooals uit deze graphiek blijkt bestaat de stadsbevolking hoofd-
zakelijk uit Inboorlingen met een vrouwen-surplus (respectievelijk
15760 en 20995), een klein aantal Britsch-Indiers en een nog kleiner
aantal Nederlandsch-Indiers. Bovendien een gering aantal Chineezen,
hoofdzakelijk mannen, Europeanen en anderen (Syriers en enkele
andere rassen).
De districtsbevolking bestaat uit Inboorlingen met een vrouwen-
tekort (respectievelijk 11643 en 9953), een groot aantal Britsch-Indiers
met een vrouwen-tekort (respectievelijk 16093 en 12814) een groot
aantal Nederlandsch-Indiers met een vrouwen-tekort (respectievelijk
12412 en 9075) en een klein aantal Chineezen, Europeanen en anderen.
Naar schatting waren er 17380 Boschnegers en 2563 Indianen.
De total bevolking bedroeg op 31 December 1925 behalve de
Boschnegers en de Indianen 119926, in de stad 45554 en in de
districten 74372.
INLEIDING
OE DEVOLKIIn VA*l SURIIAME OP 31 DEC 1925
VERDEELD IAAR RA5 EN 3EXE.
EUROPEAnEN I I I
CHilEEZE VR I IOUWEN.
11EPERL JlPIERS
DRITSCM-WINDIRZ
In1BOORLI fi O
( 0 0 8 16 24 32
TOTAL
I1IAPIMI
DOSCtEIIGERS
EUROPEANlEN
(CHINEEZEN
AtDPEREN
NEDERL.IlPIER5
DRITSCM-INPIERS
INDOORLinGEN
mm
-HB PARAMARIBO
1O DISTRICTEh
lZE2 BirMENLANDEn
ALLE CYFEP ZYMI
DUIZEnDTALLEN.
IWW J1
32 40 48 56 64
DE BEVOLKING VAN SURINAME OP 31 DEC. 1925
PARAMARIBO DISTMCRI BnCT TOTRAAL
RAS -- II TOTAr.
uma InEnn VBOWCT MAnNEN TOOWR lKEHTOOE
Inboorlingen......
Britsch-IndiErs ...
Nederl.-Indirs ...
Chineeen ........
Europeanen ......
Andere rassen ....
Totaal .....
Boschnegers ......
Indianen .........
Totaal .......
15760
1973
355
885
670
1146
20789
20995
1653
350
226
435
1106
24765
11643
16093
12421
391
285
959
41792
9953
12814
9075
78
78
582
32580
17380(?)
2563(?)
19943(?)
27403
18066
12776
1276
955
2105
62581
30948
14467
9425
304
513
1688
57345
58351
32533
22201
1580
1468
3793
119926
17380
2563
139869
MANNEII.
? 24 16 8
BDEVOLKINGQ
0 8 16 24
INLEIDING
In de graphische voorstelling, number IV, is de leeftijdsklassen-
groepeering van de bevolking van Suriname en van Paramaribo op
31 December 1925 voorgesteld. Ter vergelijking is de bevolkings-
pyramide van Nederland in het jaar van de laatste volkstelling toe-
gevoegd, (31 Dec. 1920).
De opvallende verschillen tusschen Suriname en Nederland, die in
die graphiek tot uiting komen, moeten verklaard worden door de
toename van bepaalde leeftijdsklassen, tengevolge van de immigratie
en de zeer belangrijke sterfte op volwassen en middelbaren leeftijd,
waarover later.
Het verschil in leeftijdsklassengroepeering van de mannen en de
vrouwen moet oa. worden verklaard door de meerdere immigratie van
mannen, vooral in vroeger jaren, verder door de grootere sterfte van
de mannen in bepaalde leeftijdsklassen.
Het verschil tusschen stad en district berust op de ophooping van
jonge mannen en vrouwen vooral contractanten envrijeimmigranten
- in de districten en vestiging van de oudere menschen in de stad.
INLMDING
Verhoudings-cijfers
LEETIns- -RBOD ORP
LASSE M. VR.
0- 1 15.2 16.1
1-4 475 522
5- 9 51.7 57.0
10-14 52.9 56.7
15-19 49.7 52.6
20-29 73.6 81.5
30-39 67. 76.1
40-49 54.1 54.6
50-64 42.4 53.4
65-80 14.2 26.7
80- 1.6 3.6
Onbekend -.- --
469.6 530.4
1000
LUNTIJDS- BRITSCH-IND.
KLAS H. I VR.
0-1 15.7 14.8
1- 4 54.0 .532
5- 9 63.3 59.6
10-14 52.0- 49.1
15-19 43.7 365
20-29 673 51.7
30-39 100.6 69.5
40-49 80.8 59.0
50-64 61.9 40.8
65-80 16.0 10.5
80- 0.6 03
Onbekend -- -.-
5553 444.7
1000
LEEFTIJDS- II RDE-D.
KLASSB M. V.
0-1
1-4
5-9
10-14
15-19
20-29
30-39
40-49
50-64
65-80
80-
Onbekend
11.1 9.9
38.6 39.8
243 21.9
16.9 15.8
17.0 18.2
1635 134.7
178.0 111.2
97.1 55.2
283 16.7
0.7 0.7
| -.- -.~*
5755 424.5
1000
LEEFTYD&KLAS3rE-BEZETTI!G
INBOORLINGEN VAN SURIIAME 31.12.1925 PE
DEVOLKING VAN rIEDERLAnD 31.12.1920 "*'i
80-
65-80
40-4
30-39
5-9
E 0-4
16 12 8 4 0 0-4 0 4 8 12 16
BRIT3CH-IIDIERS I 0- 5URINAME 31.12.1925
MANNEn 50-64 VROUwEnl
40-49
5-9
16 12 8 4 0- 0 4 8 2 16
NEDERL. INDIER3 IN SURIMAME 31.12.1925
1 65-80 1 I l t l l
MANNEN 5o-64 VROUWEN
40 -49
30-30
20-29
15-49
10- 14
.11 4 o-4 i
16 12 8 4 0 0-1 0 4 8 12 1I'
NLEIDING
In de graphische voorstelling, summer V, is de leeftijdsklassen-
bezetting van de mannen en de vrouwen bij de Inboorlingen, de Britsch-
Indiers en de Nederlandsch-Indiers voorgesteld, (blz. 23).
De groote verschillen, die bij de eerste bezichtiging van deze
graphiek in het oog springen, verklaren voldoende de groote nood-
zakelijkheid dat die leeftijdsklassen-bezetting berekend werd.
De voornaamste bijzonderheden zijn de volgende:
1. Bij de Inboorlingen is er in vergelijking met Nederland -
een surplus van 30-49-jarigen. Dit berust op immigratie van
negers en kleurlingen uit naburige kolonien. De grootere sterfte
in die leeftijdsklassen wordt daardoor gemaskeerd.
2. Bij de Britsch-Indiers is de invloed van de vroegere immigratie
nog duidelijk te zien (1873-1918).
3. Bij de Nederlandsch-Indiers valt op de allereerste plaats op de
geringe bezetting en de sterke reductie van de jongere leeftijds-
klassen en vervolgens de sterke bezetting van de 20-49-jarigen.
Bij de vrouwen is tengevolge van de groote immigratie van
jonge vrouwen gedurende de laatste jaren de bezetting van de
20-29-jarige leeftijdsklassen het sterkst.
Na deze inleiding, waarin de noodzakelijkheid eener juiste kennis
van de hygienische toestanden in Suriname bepleit en de onvolledig-
heid van deze kennis en de onjuistheid van het daarop gebaseerde
oordeel aangetoond is, wil ik, in de volgende hoofdstukken met
behulp van alle beschikbare gegevens trachten ieder der factoren
op te sporen, die den natuurlijken aanwas der bevolking beinvloeden
en de social waarde van de arbeidsproduceerende leeftijdsklassen
bepalen.
Bij het verzamelen van gegevens is de bereidwilligheid en de-hulp
van de Ambtenaren van Geneeskundigen Dienst, Immigratie-Depar-
tement, Gouvernements-Secretarie, Burgerlijken Stand, Koloniaal
Archief, Koloniale Bibliotheek en van vele anderen mij van groot nut
geweest, waarvoor mijn dank.
DERDE GEDEELTE
DE NEDERLANDSCH-INDISCHE IMMIGRATIE
IN SURINAME
DE NEDERLANDSCH-INDISCHE IMMIGRATIE
IN SURNAME
I. Samenvatting van de gegevens, in het eerste en tweede
gedeelte vermeld
Het groote belang van de Nederlandsch-Indische immigratie in
Suriname maakt het wenschelijk, dat de in het voorgaande vermelde
gegevens, nog eens in het kort, overzichtelijk bij elkaar worden gevoegd.
1. De immigrate. (Zie inleiding).
De Nederlandsch-Indische immigratie dateert van 1890.
In total zijn tot 31 December 1925 ingevoerd
15.394 mannen, 9.368 vrouwen, 24.762 total.
In total zijn teruggekeerd naar Nederlandsch-Oost-Indie
2.027 mannen, 961 vrouwen, 2.988 total.
In total zijn derhalve in Suriname achtergebleven
13.367 mannen, 8.407 vrouwen, 21.774 total.
Volgens de gegevens van den Burgerlijken Stand in Suriname be-
droeg het aantal Nederlandsch Indiers in Suriname op 31 December
1925 12.776 mannen, 9.425 vrouwen, 22.201 total.
2. Sexe-verhouding. (Zie inleiding en hoofdstuk VI, 5).
Aanvankelijk was bij ieder transport het aantal mannen veel grooter
dan het aantal vrouwen. Er ontstond zoodoende een belangrijk vrou-
wentekort met alle gevolgen vandien, zooals slechte gezinsvorming,
veel geslachtsziekten, weinig kinderen enz. In de laatste jaren wordt
door de Regeering stelselmatig getracht het vrouwentekort te vermin-
deren.
De sexe-verhouding is dan ook reeds veel gewijzigd.
In 1907 was de verhouding van de mannen tot de vrouwen als
68.3: 31.7, in 1917 als 60.5:39.5 en in 1925 als 57.5:42.5 (zie tabel
199). Het gevolg van het groote aantal mannen der vroegere transpor-
NED.-IND. IMMIGRATION
ten is, dat de oudere leeftijdsklassen bij de mannen better bezet zijn
dan bij de vrouwen. In graphiek V is de leeftijdsklassen-groepeering
bij de Nederlandsch-Indische mannen en vrouwen graphisch voorge-
steld.
3. Ziekte-statistiek. (Zie hoofdstuk I, III, IV, eerste gedeelte).
De meest voorkomende ziekten bij de Nederlandsch-Indiers in Suri-
name zijn worm-infecties, malaria, venerische infecties, nephritis en tuber-
calose (zie hoofdstuk IV, summer I, II, III, IV, V, VI, XI, XII).
In het tweede gedeelte zijn de maatregelen ter voorkoming en bestrij-
ding genoemd en besproken.
Van belang is nog de volgende opmerking over de ziekte-statistiek,
voorkomende in bet rapport ,,VAN VLEaTEN".
Het ziekte-cijfer van de aangevoerde Nederlandsch-Indische immi-
granten is steeds veel grooter dan dat bij de Britsch-Indische immi-
granten was. Vooral groot is het verschil bij geslachtsziekten en huid-
ziekten.
De volgende cijfers worden wonder andere vermeld:
In 1907 bedroeg het percentage zieken van de aangevoerde Neder-
landsch-Indische immigranten 32.60 % en dat van de aangevoerde
Britsch-Indische immigranten slechts 20.94 %.
In 1908 waren deze cijfers respectievelijk 34.64 % en 13.69 %.
De keuring geschiedde steeds in het Militair Hospitaal door dezelfde
doctoren.
In 1907 was 12.63 % van de aangevoerde Nederlandsch-Indiers en
slechts 0.87 % van de aangevoerde Britsch-Indiers lijdende aan ge-
slachtsziekten in dien graad, dat behandeling noodzakelijk was. In
1908 bedroeg dit percentage 10.39 % en 0.42 % (uit het rapport
van ,,VAN VLEuTEN" blz. 58 en volgende).
Tegenwoordig is vergelijking met de Britsch-Indirs in den zin
als boven vermeld--niet meer mogelijk. Zeer zeker is het gehalte
van de Nederlandsch-Indische immigranten niet verbeterd en de ver-
rassend groote verschillen met de Britsch-Indische bevolking, wat
betreft het voorkomen van geslachtsziekten, bestaan nog steeds.
4. Doodsoorzaken-statistiek. (Zie hoofdstukken II, III, IV).
De meest voorkomende doodsoorzaken zijn tuberculose en nephritis,
NED.-ANd. IAMNGRATIE
die te zamen 37 % van alle sterfgevallen veroorzaken, Bij de Inboor-
lingen bedraagt dit gezamenlijke percentage 21 %, bij de Britsch-
Indiers 19 % (zie tabel 42, graphiek XI, tekst blz. 92).
De voornaamste doodsoorzaken in de verschillende leeftijdsklassen
bij de Nederlandsch-Indische mannen en vrouwen in Suriname zijn
vermeld in tabel 22-39, (zie verder test blz. 85).
5. Sterfte-statistiek. (Zie hoofdstuk V).
In hoofdstuk V. I is de leeftijdsklassenbezetting van de overleden
Nederlandsch-Indische mannen en vrouwen en de gemiddeld bereikte
leeftijd van de overledenen vermeld en vergeleken met dien van de
andere rassen in Suriname (zie graphiek XXII).
De voornaamste gegevens, betrekking hebbende op de Nederlandsch-
Indiers, worden hier nogmaals herhaald:
Overledenen in 1924 en 1925
1. Bij de Nederlandsch-Indische mannen is de leeftijdsgroepeering
lets minder ongunstig dan bij de Nederlandsch-Indische vrouwen.
Bij de mannen bereikt 70 % en bij de vrouwen 50 % den leeftijd
van 20 jaar;
2. Bij de mannen van de genoemde rassen is de leeftijds-groepeering
het gunstigste bij de Britsch-Indische en bet ongunstigste bij de
Nederlandsch-Indische mannen.
Bij de Britsch-Indische mannen wordt 38 %, bij de Inlandsche
mannen 33 % en bij de Nederlandsch-Indische mannen 15 %
ouder dan 50 jaar;
3. Bij de vrouwen van de genoemde rassen is de leeftijdsgroepeering
het gunstigste bij de Inlandsche en het ongunstigste bij de
Nederlandsch-Indische vrouwen.
Bij de Inlandsche vrouwen bereikt 40 %, bij de Britsch-Indische
vrouwen 26 % en bij de Nederlandsch-Indische vrouwen 6 %
den leeftijd van 50 jaar.
4. Bij de genoemde rassen is de leeftijdsgroepeering bet gunstigste
bij de Inboorlingen en het ongunstigste bij de Nederlandsch-
Indiers. Bij de Inboorlingen bereikt 38 %, bij de Britsch-Indiers
34 % en bij de Nederlandsch-Indiers 11 % den leeftijd van
50 jaar.
NED.-IND. IMMIGRATIE
5. De gemiddeld bereikte leeftijd bedraagt:
bij de Inboorlingen .................. 36.8 jaar,
bij de Britsch-Indirs ................ 33.3 jaar,
bij de Nederlandsch-Indirs ........... 23.3 jaar,
bij de bevolking van Suriname ........ 33.3 jaar (naar schatting),
bij de bevolking van Nederland ruim... 40.0 jaar (naar schatting).
Voor de verklaring van deze verschillen- voorzoover zij niet af-
hankelijk zijn van de leeftijdsklassenbezetting wordt verwezen naar
bet hoofdstuk over de doodsoorzakenstatistiek, waarin voor alle
leeftijdsklassen van de mannen en de vrouwen de voornaamste doods-
oorzaken zijn genoemd.
De beteekenis van die verschillen mag dus. niet worden overschat.
Zoowel de leeftijdsklassenbezetting van de overledenen als de gemid-
deld bereikte leeftijd wordt ten zeerste beinvloed door de leeftijds-
klassengroepeering van de Nederlandsch-Indische bevolking in Suri-
mame. In graphiek V is deze leeftijdsklassengroepeering graphisch voor-
gesteld.
In hoofdstuk V, II, zijn de sterfte-cijfers van de Nederlandsch-
Inditrs vermeld en met die van de andere rassen vergeleken. De
voornaamste gegevens van die zullen hier nogmaals worden herhaald:
1. In alle leeftijdsklassen is het sterfte-cijfer van de Nederl. Ind.
mannen grooter dan van de Nederl. Ind. vrouwen, behalve bij de
0-1-jarigen, de 1-4-jarigen, de 10-14-jarigen, de 20-29-jarigen en
de 30-39-jarigen.
.2. Zeer groot is het verschil bij de 50-64-jarigen, namelijk 33.4 bij
de mannen en 10.8 bij de vrouwen.
3. Bij vergelijking van de sterfte-cijfers in de afzonderlijke leeftijds-
klassen bij de verschillende rassen blijkt, dat van de 0-19-jarigen
en van de meer dan 65-jarigen het sterfte-cijfer van de Nederlandsch-
Indiers verreweg het grootst is.
4. Bij vergelijking met Nederland is de sterfte van de 0-4-jarigen en
van de 15-19-jarigen tweemaal zoo groot en de sterfte van de
5-14-jarigen ruim twee en een half maal zoo groot.
Zie voor de condusies 1-4, graphiek XXV.
538
NwD.-UD. IMMIaGRATIE
5. De verhouding van de niet gecorrigeerde sterfte-cijfers bij de
mannen en de vrouwen der verschillende rassen vertoont groote
onderlinge verschillen
bij de Inboorlingen ................ als 994: 1000 (1924-25)
bij de Britsch-Indirs ............... als 1489: 1000 (1924-25)
bij de Nederlandsch-Indirs ........ als 1022: 1000 (1924-25)
6. Bij correctie van de sterfte-cijfers blijkt deze onderlinge verhou-
ding geheel anders te zijn.
In 1925 bedroeg het gecorrigeerde sterfte-cjfer van de NederL
Inditrs
van de mannen ............... 24.06
van de vrouwen ............... 12.38
Dit gecorrigeerde sterfte-cijfer van de vrouwen is door toevallige
omstandigheden abnormaal laag (geen overledenen ouder dan 65
jaar). In 1924 was het naar schatting 17.40.
7. Het gecorrigeerde sterfte-cijfer van de Nederlandsch-Indische be-
volking is bet hoogst, namelijk
bij de Inboorlingen ............ 17.87
bij de Britsch-Indiers ........... 13.90
bij de Nederlandsch-Indiers ..... 19.02
8. In vergelijking met Nederland is het gecorrigeerde sterfte-cijfer
van de Nederlandsch-Indische bevolking in Suriname tweemaal
zoo groot (dit geldt voor het jaar 1925).
Het groote gecorrigeerde sterfte-cijfer van de Nederlandsch-Indiers in
Suriname, grooter dan dat van de andere rassen, is vooral daarom van
beteekenis, omdat er bijzondere omstandigheden zijn, die eerder het tegen-
deel zouden doen verwachten, zooals:
a. de selectie van de immigranten bij de werving in de Oost en
v66r de tewerkstelling op de Surinaamsche plantagesi
b. de terugkeer van vele zieken en invaliden naar het geboorteland,
c. het voortdurend en gedwongen medisch toezicht tijdens bet
verblijf op de plantages,
d. de aard der werkzaamheden, waardoor zij niet zijn blootgesteld
aan de gevaren van de Surinaamsche binnenlanden.
TABEL 215
The following table shows the births and mortality among British Indian immigrants, Javanese
immigrants and the other population, from 1897 to 1911, both inclusive.
YEAR
1897
1898
1899
1900
1901
1902
1903
1904
1905
1906
1907
1908
1909
1910
1911
Total
British-Ind.
immigrants
|I u
5919
5529
5058
3727
2845
4011
3611
3003
2816
3508
3897
5035
5879
6119
5876
10114
10515
11736
12996
14157
14468
15445
16377
16259
16426
17729
18693
19100
19700
19665
Births
among
Br.-Ind.
immigrants
eI u
234
194
234
158
120
76
129
103
84
96
87
161
222
263
244
Deaths
among
Br.-Ind.
immigrants
3.60
3.04
4.42
3.62
3.65
2.22
3.35
3.27
2.76
3.00
2.35
3.60
4.07
4.40
4.07
2.04
2.30
3.01
2.27
3.03
2.93
2.76
3.19
2.92
2.67
2.89
2.76
2.65
2.42
2.52
2.43 1.60
1.97 1.66
1.36 1.27
1.55 1.67
1.34 1.52
2.50 1.68
2.08 1.40
1.27 1.49
1.31 1.60
1.18 1.63
2.02 1.50
2.20 1.76
2.70 1.28
2.31 1.19
2.10 1.47
2.67
2.68
3.46
2.60
3.16
2.79
2.89
3.17
2.92
2.71
2.79
2.93
2.96
2.89
2.89
1.98
1.83
1.33
1.68
1.50
1.97
1.60
1.42
1.59
1.56
1.59
1.89
1.62
1.46
1.62
Percentage
of births and
deaths on
indentured
Javanese
immigrants
m a
2.15
2.80
4.67
2.55
2.59
2.93
3.97
2.75
3.01
2.22
1.60
1.80
2.82
2.16
2.23
2.72
2.63
1.97
1.85
1.70
2.75
1.82
1.79
1.23
1.54
1.03
1.07
1.20
1.54
1.53
Percentage
of births and
deaths on
Javanese
immigrants,
free and
indentured
2.09
2.80
4.65
2.40
2.67
2.95
3.94
2.87
3.29
2.09
2.36
1.90
2.68
2.08
1.98
3.09
2.75
2.28
2.05
1.80
2.80
1.95
1.87
1.65
1.69
1.51
1.73
1.23
1.31
1.77
Percentage
of births and
deaths on
the other
population
3.00
2.90
3.10
2.90
3.25
2.74
3.32
3.06
3.27
3.18
3.10
3.37
3.35
3.28
3.12
2.64
2.68
2.39
2.48
2.42
2.76
2.48
2.65
2.73
2.48
2.87
2.97
2.83
2.65
2.74
___I ~_
~__ ~__11_1____ __ __
~ __
_ _ _i
Iljt Bjg
r IBl~i
Nw.-IND. IPMGRATIE
Bij de bestudeering van de sterfte-cijfers in de afzonderlijke leeftijds-
klassen blijkt, dat het vooral de groote zuigelingen-sterfte en de groote
kindersterfte is, waardoor het total sterfte-cijfer zoo ongunstig bein-
vloed wordt.
In graphiek XXV zijn deze sterfte-cijfers graphisch voorgesteld.
In de tabellen 22-30 zijn de doodsoorzaken in de afzonderlijke
leeftijdsklassen van de mannen en de vrouwen vermeld.
In tabel 215 zijn ten slotte nog enkele sterfte-cijfers vermeld van
gecontracteerde en vrije Javaansche en Britsch-Indische immigranten.
Deze tabel is ontleend aan een Engelsch Rapport over de Immigratie
in Suriname, zie blz. 588, no. 57, (literatuur-overzicht).
6. Geboorte-statistiek. (Zie hoofdstuk VI).
Het geboorte-cijfer van de Nederlandsch-Indiers bedroeg in 1919-
1925 27 per 1000 inwoners per jaar; bij de Inboorlingen 30 per 1000
per jaar en bij de Britsch-Indiers 36 per 1000 per jaar (Zie tabel 192).
Het geboorte-cijfer van de Nederlandsch-Indiers is het laagst. Dit
is vooral van belang, als men bedenkt, dat de leeftijdsklassenbezetting
van de inwoners van dat ras afwijkt van die der andere rassen in Suri-
name in dien zin, dat door de geregelde immigratie van jonge mannen
en vrouwen de ,,voortbrengingsklasse" het beste bezet is.
(Zie voor geboorte bij gecontracteerde en vrije immigranten de
gegevens van tabel 215).
7. De levenloos geborenen. (Zie hoofdstuk VII).
In 1924-1925 bedroeg het aantal levenloos geborenen per 1000
geborenen per jaar bij de Nederlandsch-Indiers 70, bij de Inboor-
lingen 74 en bij de Britsch-Indiers 41 (zie tabellen 194 en 201).
Bij de verklaring van dit groot aantal levenloos geborenen bij de
Nederlandsch-Indiers is in hoofdstuk VII, IV genoemd:
a. het veelvuldig voorkomen van geslachtsziekten;
b. het slechte gezinsleven en de slechte gezinsinstandhouding;
c. de onvoldoende geneeskundige hulp van zieke zwangere vrouwen.
NOOT: Dat bij de Inboorlingen het aantal levenloos geborenen nog grooter is,
wordt veroorzaakt door het zeer groote aantal levenloos geborenen uit
onwettige verbintenissen in de stad Paramaribo, namelijk 105 per 1000
geborenen (zie tabel 194).
NED.-IND. IMIGRATIE
8. Het geboorte-overschot. (Zie hoofdstuk VIII).
Het geboorte-overschot bedraagt bij de Nederlandsch-Indiers
slechts de helft van dat bij de Britsch-Indiers, respectievelijk in 1924
en 1925 15.2 en 28.1 (zie graphiek II).
Het geboorte-overschot geeft ten overvloede toch nog een zeer
geflatteerden indruk van de hygienische toestanden bij de Nederlandsch-
Indiers, omdat bet geboorte-cifer bij normal bezetting der leeftijds-
klassen veel kleiner en het sterfte-cijfer in die omstandigheden veel
grooter zou zijn.
Zooals later blijken zal bijft er van dit geboorte-overschot tengevolge
van de ontzettende kindersterfte heel weidg over, wordt het zelfs na
een aantal jaren nieuw aangekomen Immigranten buiten beschouwing
gelaten negatief.
9. De sterfte in het eerste levensjaar. (Zie hoofdstuk IX).
De sterfte in het eerste levensjaar bedroeg in 1924-1925 bij de
Nederlandsch-Indiers 121.5, bij de Inboorlingen 82.0 en bij de
Britsch-Indiers 52.9 per 1000 levend geborenen per jaar.
Bif de Nederlandsch-Indiers komt dus 7 % van de geborenen leven-
loos ter wereld en meer dan 12 % overhjdt voor het bereiken van het
eerste levensjaar.
Voor de verklaring van deze slechte levenskansen van de Neder-
landsch-Indiers wordt verwezen naar de verldaring van het groot
aantal levenloos geborenen (zie sub 7).
10. Het verlies, dat de bevolking van Suriname lijdt, tengevolge van
de slechtere hygibnische toestanden bif de Inboorlingen en Neder-
landsch-Indiers, vergeleken met de Britsch-Indiers. (Zie hoofd-
stuk X).
In hoofdstuk X is becijferd, dat het bevolkingsverlies van Suriname
tengevolge van:
het kleinere geboorte-cijfer,
het groote aantal levenloosgeborenen,
de grootere zuigelingen-sterfte,
EDM.-IND. BIMIGRATIE
de grootere sterfte in andere leeftijdsklassen,
het vrouwen-tekort en
de relatief slechte bezetting van de voortbrengingsklasse;
(dit alles in vergelijking met de overeenkomstige gegevens van de
Britsch-Indiers in Suriname, de sexe-verhouding van de Inboor-
lingen in Suriname en de bezetting van de ,,voortbrengingsklasse"
in landen met immigratie, maar gunstige hygienische toestanden),
in 15 jaren tijds bedraagt 36 % van de bevolking van Suriname op
31 December 1925.
11. Het verband, dat bestaat tusschen de slechtere hygienische toe-
standen en de betere oeconomische toestanden in Britsch-Guyana,
vergeleken met Suriname. (Zie hoofdstuk XI, V).
De in verhouding tot Suriname slechte gezondheidstoestand
van Britsch-Guyana, zich uitende in een hooger sterfte-cjfer van
,,Blacks and East-Indians", in een grootere sterfte in het eerste levens-
jaar bij ,,Blacks, Mixed and East-Indians" en een lager geboorte-cijfer
bij de ,,East-Indians" is als een onmiddellijk gevolg te beschouwen
van de meerdere exploitatie en de ruimere productive in de binnen-
landen en districten van Britsch-Guyana, waar de werkverschaffing
op groote schaal nimmer voldoende hygienisch- werd voorbereid.
Het is een waarschuwend voorbeeld voor Suriname, waar dezelfde
noodlottige gevolgen van meerdere exploitatie en ruimere productive
dreigen, indien de hygienische voorbereiding van de massale toename
van productive krachten nog langer zou worden verzuimd.
De meerdere gemiddelde welstand van de bevolking van Suriname
zal dan ten slotte wel worden bereikt, maar evenals in Britsch-Guyana
ten koste van zware offers, die ieder jaar opnieuw zich zullen doen
gelden in den vorm van een groot verlies aan arbeidskracht en een
groot verlies van menschenlevens, die vroegtijdig zullen vallen als
slachtoffers van een kortzichtige politiek.
Deze beschouwingen (hoofdstuk XI, V) vormen een klemmend
bewijs te meer voor de selling, in de inleiding genoemd, dat een ge-
zonde ontplooiing van den oeconomischen toestand van Suriname
slechts mogelijk is, indien van overheidswege voldoende maatregelen
genomen worden ter voorkoming en bestrijding van die ziekten, die
bij een werkverschaffing op ruimer schaal in binnenlanden en dis-
NED.-IND. IMMIGRATIE
tricten en bij het contracteeren van werkkrachten aldaar, meer nog
dan nu den gezondheidstoestand van Suriname zullen bedreigen, van
de selling, dat het Suriname-vraagstak is een vraagstak van hygienisch
voorbereide immigratie.
Tot zoover het resume van de in de voorgaande hoofdstukken
vermelde gegevens betreffende de immigratie van Nederlandsch-
Indiers in Suriname en wat daarmede samenhangt. De voornaamste
condusies zijn:
1. ledere massale bevolkingstoename moet voldoende hygienisch
worden voorbereid.
2. Dit geldt vooral voor Suriname, waar bij meerdere werkverschaf-
fing in de districten zeer bijzondere gevaren dreigen.
3. Dit geldt vooral voor de immigratie van Nederlandsch-Indiers,
waarvan de hygienische toestanden veel slechter zijn dan van de
andere rassen in Suriname.
II. Andere gegevens, nog niet vermeld
Aan het voorgaande kunnen enkele zeer belangrijke gegevens
worden toegevoegd, die in de voorgaande hoofdstukken nog niet
werden vermeld.
Geslachtsverhouding, kinderverhouding, vruchtbaarheids-coefficient, op-
groei-coifficient
1. Geslachtsverhouding, kinderverhouding
Een goed inzicht in het bevolkingsvraagstuk wordt ook verkregen,
als wordt nagegaan:
a. de geslachtsverhouding van de volwassenen (boven 15 jaar);
b. de geslachtsverhouding van de kinderen (beneden 15 jaar);
c. de kinderverhouding (verhouding van het aantal kinderen be-
neden 15 jaar tot het aantal volwassenen boven 15 jaar).
Ten einde eenig inzicht hierin te verkrijgen is deze geslachtsver-
houding nagegaan van een aantal nederzettingen, uitsluitend bewoond
door Inboorlingen, Britsch-Indiirs en Nederlandsch-Indiers, met een
total bevolking van minstens 2000 zielen van iedere groep.
544
NED.-IND. IMIGRATIE
De uitkomsten van dit onderzoek waren als volgt:
TABEL 216
INBOOn- BmrSCH- mEDRL.- TOTAL
LlNGER INDIERS INDIEBS BBIVOIKING
Geslachtsverhouding: M. V. M. V. M. V. M. V.
volwassenen ......... 1000: 934 1000: 713 1000: 658 1000: 890
kinderen ............ 1000: 882 1000: 794 1000: 861 1000: 950
total ................ 1000: 914 1000: 741 1000: 705 1000: 910
Kinderverhouding....... 601 :1000 637 :1000 348 :1000 487 :1000
Van de Nederlandsch-Indische ,,contracten" was de geslachts-
verhouding op 1 Juli 1926:
van de volwassenen ........... als 1000 : 562
, kinderen ............ ,, 1000 : 1091
total .......... ,, 1000 : 600
De kinderverhouding was ...... ,, 102 : 1000.
Bij de vergelijking van de in tabel 216 genoemde verhoudingen
blijkt:
1. dat het aantal volwassen mannen in de nederzettingen, door
Inboorlingen bewoond, slechts weinig grooter is dan het aantal
volwassen vrouwen;
2. dat in de Britsch-Indische en meer nog in de Nederlandsch-Indische
nederzettingen het vrouwen-tekort zeer belangrijk is;
3. dat het aantal kinderen, vergeleken met het aantal volwassenen het
grootst is in de Britsch-Indische nederzettingen;
4. dat het aantal kinderen in vergelijking met het aantal volwassenen
op de Nederlandsch-Indische nederzettingen slechts ruim half zoo
groot is als op de Britsch-Indische nederzettingen.
2. Vruchtbaarheids-coifficient, opgroei-coifficient.
Onder vruchtbaarheids-coefficient wordt verstaan het gemiddeld
aantal voldragen kinderen, dat door de vrouwen ter wereld wordt
gebracht.
Onder opgroei-coefficient wordt verstaan het gemiddeld aantal
kinderen, dat per vrouw den leeftijd van 15 jaar bereikt, of dat
NmD.-IND. IMIGRATIE
ten tijde van het onderzoek nog in even is. Teneinde dit te berekenen
werd een aantal Inlandsche vrouwen, Britsch-Indische vrouwen en
Nederlandsch-Indische vrouwen, die den leeftijd van het klimacterium
bereikt hadden, hieromtrent ondervraagd. Belangrijke gegevens konden
verder nog verzameld worden uit de registers van het immigratie-
departement. De ondervraagden werden zoo willekeurig mogelijk
gekozen, het onderzochte aantal bedroeg minstens 200 van iedere
groep.
De uitkomsten van dit onderzoek waren als volgt:
TABEL 217
UC urAA OPGOEI-
v__c_ aE m oI _ r-
COEFFICIENT COEFFICIENT
Inlandsche bevolking .......... 6.3 3.6
Britsch-Indische bevolking ..... 2.6 2.3
Nederlandsch-Indische bevolking 1.2 0.7
Geheele bevolking (naar
schatting) .................. 4.4 2.7
Bij de Inlandsche bevolking is de vruchtbaarheids-cofficient van
de vrouwen buitengewoon groot (63); tengevolge van de groote
sterfte is de opgroei-coefficient zeer veel kleiner (3.6).
Bij de Britsch-Indische bevolking is de vruchtbaarheids-coefficient
veel kleiner (2.6); tengevolge van de geringe sterfte is de opgroei-
coefficient nog betrekkelijk groot (23).
Bij de Nederlandsch-Indische bevolking bedraagt de vruchtbaar-
heids-cofficient slechts 1.2 en de opgroei-cofficient slechts 0.7.
Hieraan kan nog het volgende worden toegevoegd, om de toestanden
op de plantages te schetsen.
Op twee groote plantages in Suriname, waar de hygienische toe-
standen zeker niet slechter zijn dan op de overige plantages en waar
met name zorg wordt besteed aan zwangere vrouwen en jonge
moeders en kinderen (geregeld onderzoek, vrijstelling van arbeid enz.),
was het aantal geboorten en de kindersterfte als volgt:
Op een gemiddeld aantal Javaansche vrouwen van 15-45 jaar,
respectievelijk op de beide plantages, groot 495 en 308, werden in tien
jaren tijds (1916-1925) total geboren 443 en 302 kinderen, dit wil
NED.-In. IMIGRATIE
zeggen nog niet Uen kind per vrouw van 15-45 jaar in 10 jaren tijds.
Van de 443 kinderen overleden 86 kinderen in hetzelfde jaar van
de geboorte, dit is 194 per 1000 geborenen.
Van de 302 kinderen overleden 75 kinderen in hetzelfde jaar van
de geboorte, dit is 249 per 1000 geborenen.
3. Onderzoek van, 100 willekearige Inlandsche-, Britsch-Indische en
Nederlandsch-Indische vrouwen, ouder dan 45 jaar, naar het aantal
voldragen kinderen, dat zij gebaard hebben en naar het aantal kinderen,
dat ten tijde van het onderzoek nog in leven was. (Zie graphiek XXXIII
en XXXIV).
TABEL 218
A. AANTAL KINDEREN, DAT TER WERELD IS GEBRACHT
8 Met I
Met 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
kind -
100 Inl.
vruwen 4 7 8 4 1011128 910 4 2 4 2 2 12 631
100 Br.Ind.
vrouwen 25 16 12 14 13 4 9 4 3 - - - - 260
100 Ned-
Indischei
vouwen57 16 9 6 2 3 3 31 ------ - 122
B. AANTAL KINDEREN, DAT OVERLEDEN WAS
Kin- Verlies Verhes
derloos van van
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12
100 Inl.
vrouwen 4 21 18 13 12 11 8 4 3 2 2 2 265
100 Br.-Ind.
vrouwen 25 48 19 8 ---- -- 35
100 Ned.
Indische
vrouwen 57 11 20 8 2 2 -- - 52
De resultaten van dit onderzoek zijn geheel in overeenstemming
met de vruchtbaarheids- en opgroei-coefficient van de verschillende
rassen in Suriname, zooals vermeld op blz. 546.
547
S OMDERZOEK MAAR VRUCHTBAARHEID EN OPGROEI.
AANTAL GEDOORTEn A AAMTAL KINDEREN,6EAARD DOOR 100 VROUWEN
VAnM i4e KIMDnRen. OUDER DAN 45 JAAR.
,, 4 ,. ..
.. t4 ,, .. __ _
a 100 bR. IMPISCIE VROUWEM.
o :: _I. fIIi1100 MLEINDISCME VROUWEI.
,, 4,, .00 R.V
ii 2 |6 |i| 1111
,, 4 W2KIMPDEREM I
S 0 20 30 40 50 60 70 80 90 100.
SAANTAL VROUWEMN,PAT 0.1.2 mnz KIIDE REN IEEFT GDAARD.
100 INLAnrosHE VROUWEn t0oo R0. nIIPIsoIE VRouwEn 100 nF.nipISCHe VROuwEn.
OrIDERZOEK NAAR VRUCHTbAARHEID EN OPGROEI.
AANTAL OVERLEDEN KINDEPRE, VAN 100 VROUWEN AAMTAL GEDOREM EN
OUDER DAN 45 JAAR. A OVERLEDEM KINDERE
AANTAL STE rOEVALLEn om 100 IMLAno1o Me 700 100 IMLAMOSCHE
VAIl 44 KIlNDREMII VRUWEM oo -6 VROUWCM.
1* 40*. 500 ---
9 .. .i. 100 5R. INIDISCHE 500100 BR. ImDISCHE
.. VROUWEM 400 VROUWE.
.B ml1 t 00 MED.II1DOHE 300 I I OOE. IMrInOM
4... I VROUWEI 200H-- VROUWEM.
2 3 KI ERE l lllll00 -
/ .. -f.,.i E. :. ::,t::t :li I o 111 IIoveRLeDeM.
I I 10 20 30 40 50 60 70 80 GeOREl VE
AANTAL VROUWEM DAT 0,1,2 enzKINPEREN HEEFT VERLOREN
100 ILApHE VROUWE 100 D. IDISE VROUWEN 100 E.fIIHE V WE
100 INLAMOSCnHE VRouWen. 100 bRi IMDORqHE VROUWEN I00'nEM0.In1HE VROUWEM
I
VI
NED.-1nD. INMIGRAPTE
Bijzondere aandacht verdient:
1. het percentage vrouwen, dat kinderloos blijft:
bij de Inlandsche vrouwen ............ 4 %,
bij de Britsch-Indische vrouwen ....... 25 %,
bij de Nederlandsch-Indische vrouwen 57 %!!!!
2. het percentage vrouwen, dat slechts Un kind krijgt:
bij de Inlandsche vrouwen.............. 7 %,
bij de Britsch-Indische vrouwen ........... 16 %,
bij de Nederlandsch-Indische vrouwen .... 16 %;
3. het verloop van de curve, voorstellende het aantal vrouwen dat
Srespectievelijk 0, 1, 2,3, enz. kinderen krijgt (zie graphiek XXXIII);
4. de groote sterfte van Inlandsche kinderen en Nederlandsch-Indische
kinderen (zie graphiek XXXIV);
5. de geringe sterfte van Britsch-Indische kinderen.
4. Samenvatting en concusies
TABEL 219
mIBOOR- I BrTSC- NEDERL- GEHEBLE
LINGE ISDIEBRS INDIERS BEVOLC NG
Geslachtsverhouding:
volwassenen.......... 1000: 934 1000 : -713 1000: 658 1000: 890
kinderen............. 1000: 882 1000: 794 1000: 861 1000: 950
totaal............... 1000: 914 1000: 741 1000: 705 1000: 910
Kinderverhouding....... 601 : 1000 637 : 1000 348 : 1000 487 :1000
Vruchtbaarheids-
cofficient .......... 6.3 2.6 1.2 4.4
Opgroei-cofficient ..... 3.6 2.3 0.7 2.7
De opgroei per 1000 volwassenen bedraagt:
bij de Inboorlingen ......... ....... 34771)
bij de Britsch-Indiers ..................... 1891
bij de Nederlandsch-Indiers .............. 555
2) Op 1000 vrouwen boven 15 jaar bedraagt de opgroei ................. 3600
Op 1934 volwassenen boven 15 jaar (1000 mannen + 934 vwuwen):
2 x 934
--x 3600
1000
2 x 934
Op 1000 volwassenen boven 15 jaar x x 3600 d. 3477
1934
EDW.-MD. IMIUGRATIE
Volgens KLZ (,,Zur Biologie und Pathologie des Nachwuchses bei
den Naturvolkern" Leipzig, 1919) kan men in verband met de
opgroei-coeffiient drie typen onderscheiden, namelijk:
a. Type I, de opgroei per 1000 volwassenen bedraagt 1000;
b. Type H, de opgroei per 1000 volwassenen is kleiner dan 1000;
c. Type III, de opgroei per 1000 volwassenen is greater dan 1000.
Een bevolking met een bevolkingsaanwas volgens type I blijft op
dezelfde sterkte; een bevolking volgens type II gaat ten grande; een
bevolking volgens type III vermeerdert.
Op ground van de bovenvermelde gegevens moet worden aangenomen,
dat de Inlandsche bevolking zal blijven toenemen, evenals de Britsch-
Indische bevolking (type III) en dat de Nederlandsch-Indische bevolkng
in Suriname aan zichzelve overgelaten op den duur ten gronde
zal gaan. (Zie noot).
De invloed van de immigratie waarbij bij voorkeur vrouwen
zonder kinderen worden aangenomen is te gering om deze uitkomst
ook maar eenigszins te beinvloeden.
Alvorens dit vernietigend oordeel uit te spreken, is het wel aan-
gewezen om aan een grooter material de bovenomschreven uitkomsten
nog eens te toetsen, al kan zeer zeker worden aangenomen, dat de
verschillen uiterst gering zullen zijn (zie ook tabel 216 en 217).
NOOT: Deze uitspraak is gebaseerd op de uitkomsten van een aantal onder-
zoekingen van uit Ned.-Indie aangevoerde immigranten.
Mogelijk is, dat de opgroei van een tweede, derde of later -in Suriname
geboren generate voldoende zal zijn, om dit ras dan in stand te houden.
Het rekenen op deze mogelijkheid, die ten overvloede nog geenszins
eenige zekerheid biedt, kan evenwel nimmer als -basis bedoeld zijn van
de plannen, om door immigratie te komen tot kolonisatie, in een zoo
kort mogelijken termijn.
Aannemende, dat de opgroei uit het eerste in Suriname geboren ge-
slacht Nederlandsch-Indiirs voldoende zal zijn, beteekent dat, dat de
verwachte opgroei eerst na verloop van een gemiddelden menschen-
leeftijd een aanvang neemt en dan uitgaande van een inmiddels gehal-
veerde stamp (de opgroei per 1000 volwassenen bedraagt nu slechts 500).
Het is wel van belang hier nogmaals op te merken, dat de opgroei van
de uit Britsch-Indie aangevoerde immigranten van meet af aan ruim-
schoots voldoende is geweest (de opgroei per 1000 volwassenen uit
Britsch-Indie aangevoerd bedroeg ongeveer 2000).
NED.-IND. INMIGRATIE
III. Het lot van een transport Nederlandsch-Indische en
Britsch-Indische immigranten van 1899 en 1900 (gegevens van
het Immigratie-Departement),
In 1900 kwamen 930 Nederlandsch-Indische mannen, ouder dan
15 jaar, als contractanten in Suriname aan.
Bij het naslaan van de registers van bet Immigratie-Departement
in September 1926 bleek, dat van deze mannen 309 mannen vertrokken
waren naar Oost-Indid (na afloop van contract of her-contract); dat
22 mannen nog gecontracteerd waren (her-contracten); dat 286 mannen
in Suriname overleden waren; dat 56 mannen een perceel in huur of
eigendom hadden van het gouvernement; dat 257 mannen met een
certificaat van ontslag nog in Suriname aanwezig waren.
In 1899 kwamen 397 Britsch-Indische mannen, ouder dan 15 jaar,
als contractanten in Suriname aan.
Stand in September 1926: 133 mannen vertrokken naar Britsch-
Indie; 85 mannen overleden in Suriname; 40 mannen een perceel in
eigendom of huur van het gouvernement; 139 mannen met een ctr-
tificaat van ontslag nog in Suriname aanwezig.
In 1900 kwamen 381 Nederlandsch-Indische vrouwen, ouder dan
15 jaar, als contractanten in Suriname aan.
Stand in September 1926: 102 vrouwen vertrokken naar Oost-
die; 95 vrouwen overleden in Suriname; de 184 Nederlandsch-Indische
vrouwen van dat transport, die nu nog in Suriname in leven zijn,
hebben te zamen 221 kinderen ter wereld gebracht, waarvan er nu
.nog 134 in leven zijn; van die 184 vrouwen zijn 100 vrouwen kinder-
loos gebleven en 29 vrouwen kregen niet meer dan een kind.
In 1899 kwamen 150 Britsch-Indische vrouwen, ouder dan 15 jaar,
als contractanten in Suriname aan.
Stand in September 1926: 26 vrouwen vertrokken naar Britsch-
Indie, 38 vrouwen overleden in Suriname; de 86 Britsch-Indische
vrouwen van dat transport, die nu nog in Suriname in leven zijn,
hebben te zamen 195 kinderen ter wereld gebracht, waarvan er nu
nog 161 in leven zijn; van die 86 vrouwen zijn 28 vrouwen kinderloos
gebleven en 14 vrouwen kregen niet meer dan een kind.
SNED.-IND. IMMIGRATIE
Ter onderlinge vergeijking zijn in tabel 220
centen uitgedrukt:
TABEL 220
deze gegevens in per-
Nederlandsch-Indische Britsch-Indische
Registratie in Sept. 1926 contractanten, manne contractanten, mannen
ouder dan 15 jaar. ouder dan 15 jaar.
Transport 1900 Transport 1899
Teruggekeerd naar Ned.
of Britsch-Indie ...... 33.6 % van het total 33.0 % van het total
aantal aangeko- aantal aangeko-
menen menen
Overleden in Suriname.. 46.5 % van de niet ge- 32.2 % van de niet ge-
repatrieerden repatrieerden
Nog gecontracteerd ..... 3.6 % van de niet ge- -.- % van de niet ge-
repatrieerden repatrieerden
Perceel van het gouver-
nement in eigendom
of huur.............. 9.1% van de niet ge- 15.2 % van de niet ge-
repatrieerden repatrieerden
Met certificaat v. ontsl.. 40.8 % van de niet ge- 52.6 % van de niet ge-
repatrieerden repatrieerden
Totaal......... 100 % van de niet ge- 100 % van de niet ge-
repatrieerden repatrieerden
Nederlandsch-Indische Britsch-Indische
Registratie in Sept. 1926 contractaniten, vrouwen contractanten, vrouwen
ouder dan 15 jaar. ouder dan 15 jaar.
Transport 1900 I Transport 1899
Teruggekeerd naar Ned.
of Britsch-Indie ......
Overleden in Suriname..
Aantal geboorten per
100 vrouwen .........
Aantal kinderen nog in
leven per 100 vrouwen
Aantal kinderlooze vrou-
wen per 100 vrouwen.
Aantal vrouwen met edn
kind per 100 vrouwen
26.8 % van het total
aantal aangeko-
menen
34.1 % van de niet ge-
repatrieerden
120
73
54
17.3 % van het total
Saantal aangeko-
menen
30.6 % van de niet ge-
repatrieerden
230
187
33
553-
NED.-IND. IMIGRATIE
De belangrijkste verschillen zijn:
1. De grootere emigratie van de Nederlandsch-Indiers, vooral van de
vrouwen. Van de Nederlandsch-Indische vrouwen is 27 %, van
de Britsch-Indische vrouwen 17 % gerepatrieerd.
2. De grootere sterfte van de achtergeblevenen (Nederlandsch-
Indiers) in Suriname, vooral van de mannen. Van de Nederlandsch-
Indische mannen is 46 % en van de Nederlandsch-Indische vrouwen
is 34 % overleden. Bij de Britsch-Indische mannen en vrouwen
bedraagt dit respectievelijk 32 % en 31 %.
3. De geringe vruchtbaarheids-coefficient van de Nederlandsch-
Indische vrouwen, namelijk 1.2. in tegenstelling met de grootere
vruchtbaarheids-coEfficient van de Britsch-Indische vrouwen, na-
melijk 2.3.
4. De geringe opgroei-coefficient van de Nederlandsch-Indische
vrouwen, namelijk 0.73, in tegenstelling met de grootere opgroei-
coefficient van de Britsch-Indische vrouwen, namelijk 1.87.
5. Het groote aantal Nederlandsch-Indische vrouwen, dat geen kinderen
krijgt, namelijk 54 %, in tegenstelling met het kleinere percentage
van de Britsch-Indische vrouwen, namelijk 33 %.
Ook dit onderzoek naar het lot van een transport Nederlandsch-
Indische immigranten dwingt wederom tot het constateeren van het ont-
stellende feit:
dat de opgroei van dit ras in Suriname verre van voldoende is, om
gehandhaafd te blijven,
dat de Nederlandsch-Indische bevolking in Suriname, aan zich zelven
overgelaten zonder verdere immigratie dus gedoemd is op den duur
geheel te verdwijnen en dat in betrekkelijk korten tijd. (Zie noot blz. 551).
IV. Welke maatregelen zijn noodig, om een fatal einde
van de door de regeering opgezette onderneming
te voorkomen?
De onvoldoende opgroei van het Nederlandsch-Indische ras in
Suriname wordt veroorzaakt door:
1. Het gering aantal geboorten.
2. Het groot aantal levenloosgeborenen en de groote kindersterfte.
NND.-IMD. IMMIGP.&TIE
1. Het gearing aantal geboorten:
Behalve het vrouwen-tekort spelen twee factoren hier een belang-
rijke rol, namelijk:
a. steriliteit, tengevolge van geslachtsziekten (gonorrhoe);
b. kunstmatige verhindering van conceptie en vruchtafdrijving.
a. In zeer vele gevallen moet de geringe vruchtbaarheid van de Javaan-
sche vrouwen verklaard worden als gevolg van venerische be-
smettingen, vooral van gonorrhoe. Deze laatste ziekte is opvallend
frequent bij mannen en vrouwen, heerscht soms zelfs epidemisch
op de plantages. Bij de heerschende gebruiken, de slechte gezins-
vorming, het kortdurend samenwonen van man en vrouw en de
herhaalde wisselingen, die hiervan het gevolg zijn, kan het ook
niet anders of iedere besmetting vormt een haard van nieuwe
besmettingen. Deze steriliteit voor zooverre veroorzaakt door
gonorrhoe is meestal blijvend en daarom van verstrekkende
gevolgen.
b. Het is zeer moeilijk, zoo niet onmogelijk, de noodlottige gevolgen
van de andere factor kunstmatige verhindering van conceptie
en vruchtafdrijving afzonderlijk te schatten. De Javaansche
vrouwen zijn over het algemeen weinig mededeelzaam, vooral wat
betreft deze aangelegenheden.
Volgens sommige kenners van Javaansche gebruiken zouden
kunstgrepen worden toegepast, waardoor blijvende steriliteit kan
ontstaan. Als zij later van inzicht veranderen is de fout onher-
stelbaar. Persoonlijk heb ik eenige malen meegemaakt, dat
vrouwen, die zeker meenen te weten om die reden nimmer
moeder te kunnen worden, verzoeken de verzorging van een
ander kind op zich te mogen nemen.
Massage zou hier o.a. een rol spelen, waardoor liggingsano-
malieen van de uterus, ontstekingen en vergroeiingen optreden.
Ik weet niet of die inlichtingen voldoende betrouwbaar zijn,
evenmin of het mogelijk is, dat door dergelijke kunstgrepen
steriliteit (blijvende) zou kunnen ontstaan. Wel staat vast, dat
het percentage liggingsanomalien van de uterus bij de Javaansche
vrouwen in Suriname opvallend hoog is. Bij een recent onder-
zoek van 80 willekeurige Javaansche contractanten, reeds eenige
NED.-InqD. IMMIGRATIE
jaren in Suriname, bleek, dat in 52 gevallen een ,,belangrijke"
liggingsanomalie van de uterus bestond, d.i. in 65 %.
Bij een ander onderzoek van 94 Javaansche contractanten
bleek, dat slechts 5 vrouwen nagenoeg normal voortplantings-
organen hadden.
17 vrouwen hadden anteflexie resp. anteversie; in total
hadden deze vrouwen 2 kinderen gehad;
25 vrouwen hadden retroversie; in total hadden deze vrouwen
37 kinderen gehad en 3 abortus (?);
52 vrouwen hadden retroflexie; in total hadden deze vrouwen
49 kinderen gehad en 6 abortus (?);
Van deze 94 vrouwen hadden 41 vrouwen nooit kinderen
gehad, 53 vrouwen hadden te zamen 88 kinderen gehad, waarvan
meer dan de helft was overleden.
Andere praktijken, die ook wel genoemd worden, ga ik stil-
zwijgend voorbij. Het voornaamste is, dat vele Javaansche
vrouwen wenschen kinderloos te blijven en daartoe niet nader
bekende kunstgrepen toepassen of dulden (zie noot).
In tegenstelling met deze min of meer vage kennis, betreffende de
kunstmatige verhindering van de conceptie, is het van algemeene
bekendheid, dat de Javaansche vrouwen met een ware virtuositeit de
kunstmatige vruchtafdrijving beoefenen. Over de in zwang zijnde
methoden behoeft hier niet nader uitgewijd te worden.
In zeer vele gevallen zijn de Javaansche vrouwen reeds bij aankomst
in Suriname v66r de tewerkstelling op de plantages tot voort-
planting ongeschikt. Een specialistisch onderzoek van 50 willekeurige,
pas aangekomen Javaansche contractanten gaf het volgende resultaat:
Aantal onderzochten....... .................. 50
Belangrijke liggingsanomalieen ............... 15
Salpingitis, parametritis enz. ................ 10
Infantilismus ............................ 1
Minder belangrijke afwijkingen of normal ... 24
IooT: Volgens STAhz is de overgroote menigte der retroversies bij Javaansche
vrouwen een kunstproduct, ontstaan door manupilaties der Inlandsche
wijze vrouwen (Doekoe), met opzet tot stand gebracht om steriliteit
te verwekken. SRATz, Dr. C. H. De vrouwen van Java Een
gynaecologische studied, Amsterdam, 1897.
Dw.-INED. IMMIGRATIE
Het zijn dic contractanten, die misschien zeer bruikbare krachten
zijn voor de plantages, maar die voor de kolonie Suriname van geen
waarde :ijn. De poging van de regeering om door aanvoer van veel
vrouwen (het laatste transport bestond voor ongeveer twee-derde
gedeelte uit vrouwen) te komen tot vruchtbare kolonisatie en op-
groei van het Javaansche ras in Suriname is dan toch tot mislukking
gedoemd.
2. Het groot aantal levenloosgeborenen en de groote kindersterfte
Het groot aantal levenloosgeborenen hangt samen met ziekten van
de moeder, zooals in de eerste plaats syphilis en verder malaria en
nephritis. De groote kindersterfte wordt veroorzaakt door syphilis
(aangeboren zwakte en gebreken), malaria nephritiss), longaandoeningen
en ingewandsaandoeningen (zie tabel 22, 23 en 24). Longaandoeningen
en ingewandsaandoeningen hangen ten nauwste samen met de ver-
zorging van het kind en dit is weer voor een groot deel afhankelijk
van de bestaande gezinsverhoudingen. In het kort samengevat, moeten
dus als oorzaken van de groote kindersterfte genoemd worden de
slechte gezinsverhoudingen, de venerische infecties en de malaria.
3. Welke maatregelen moeten genomen worden?
Uit het voorgaande volgt, dat de beantwoording van de boven-
gestelde vraag neerkomt op bestrijdingsmaatregelen van:
De veelvuldig voorkomende venerische infecties,
De slechte gezinsvorming,
De slechte gezinsinstandhouding,
De wensch van vele vrouwen om kinderloos te blijven.
Reeds bij de bespreking van de bestrijding der venerische infecties
bij de Nederlandsch-Indische immigranten (hoofdstuk IV, IV,
sub 4, Tweede gedeelte) is er op gewezen, dat de dessa-bevolking in
de Oost niet sterk, soms weinig, soms in het geheel niet besmet is.
Het gevaar treedt op bij het verkeer in groote steden, gedurende bet
verblijf in de d6p6ts v66r het transport, gedurende het transport,
gedurende het verblijf in de dip6ts na het transport en niet het minst
tijdens het verblijf op de plantages. Een zeer belangrijke factor is
NED.-nID. IMWIGRATIE
verder het vrouwen-tekort, de slechte gezinsvorming en de talrijke
wisselingen daarin als immigrant en kolonist. De bestrijding moet
dus eigenlijk reeds in de Oost beginnen. Strenge selectie van emigran-
ten, liefst uitsluitend dessa-bevolking en strong toezicht gedurende het
verblijf in de dep6ts en gedurende het transport.
Dat een strenge selectie van de Javaansche vrouwen, die zich laten
aanwerven, geen overbodige weelde is, volgt wel uit de resultaten
van het onderzoek van pas aangekomen contractanten, in het voor-
gaande vermeld. De meerdere kosten van een strong specialistisch
onderzoek behoeven natuurlijk niet eens overwogen te worden.
Veel moeilijker werk wacht na aankomst op de plantages. Aan het
vrouwen-tekort word nu reeds aandacht besteed, maar de gezins-
vorming en de gezinsinstandhouding, die hier moet worden opgezet
en hier blijken moet geven van standvastigheid, zal steeds ook na
strenge selectie in de Oost talrijke slachtoffers eischen; slachtoffers,
die blijven zoeken en probeeren, ook bij de reeds aanwezige rasgenooten;
die zich besmetten, omdat die kans niet is te ontgaan en die op hun
of haar beurt bronnen vormen van nieuwe besmettingen, waarvan de
gevolgen niet te overzien zijn.
Beter zou het zijn, als het process van de gezinsvorming zich afspeelde
in Oost-Indie, waar het minder gevaren oplevert, zoolang het blijft
in het kringetje van de dessa. Immigratie van gevormde gezinnen,
die waarborgen gegeven hebben van duurzaamheid, liefst met en of
meer kinderen, zou de bovengenoemde gevaren kunnen bezweren.
Bovendien ontgaat men dan de kans geheel, dat Suriname bevolkt
Swordt met een categories van vrouwen, die geen kinderen kunnen
krijgen of geen kinderen wenschen te hebben; die of wel tengevolge
van een doorstane venerische besmetting, of wel moedwillig zich zelf
(voor altijd) steriel gemaakt hebben.
De grootere kosten, die een immigratie van Javaansche gezinnen
met zich zou brengen, omdat deze zedelijk hoogerstaande individuen
minder dikwijls door socialen nood of social vergrijpen hiertoe ge-
dwongen worden, zullen ruimschoots vergoed worden, omdat dan de
immigratie zeker zal beantwoorden aan haar doel, namelijk het tot
stand brengen van een nieuw ras kleine landbouwers in Suriname&
Hieraan annex een verbetering van de woningtoestanden, een strong
NID.-IfD I% MIGRATIE
toezicht op de gezinsverhoudingen, verplichte aangifte van beginnende
besmettingen, een goed doorgevoerde behandeling....., en goede
resultaten zullen niet uitblijven.
Uit deze immigranten worden de kolonisten gerecruteerd. Zoo
voorbereid zullen ook de kolonisten minder moeilijkheden geven en
zullen bij de kolonisten minder ingrijpende maatregelen noodzakelijk
zijn. Maar ook bij de vrije immigranten blijft waakzaamheid geboden,
Voorzoover nog aan de plantages verbonden, moeten zij zich onder-
werpen aan de verplichtingen, die zij van hun contractanten-tijd
kennen. Op de nederzettingen, waar misschien niet alles in denzelfden
geest is door te voeren verplichte aangifte vooral zal moeilijk zijn -
zal men dan moeten volstaan met toezicht, contr61e, propaganda en
individieele behandeling.
Resumeerende bhijkt dus, dat in ieder geval hoogst noodzakelijk is
een zeer strenge selectie van de immigranten in Oost-Indie (bij voor-
keur uitsluitend dessabevolking). Vooraf stelle men zich op de hoogte
van de mentaliteit van de vrouwen. Men zoeke slechts in kringen,
waar de verderfelijke praktijken van moedwillig opgewekte steriliteit
nog niet zijn doorgedrongen. Een nauwkezrig specialistisch onderzoek
is absoluat noodzakelijk en alle eenigszins verdachte gevallen (liggings-
anomalieen van de uterus, salpingitiden, parametriden, en., enz.)
moeten onvoorwaardelijk worden geweigerd. Noodig is verder strong
toezicht in de dip6ts en gedurende het transport op de schepen. Het
verkeer van mannen en vrouwen moet niet afhankelijk zijn van het
verantwoordelijkheidsgevoel van opzichters, maar ,,absolwmt onmogelijk"
zijn. Op de plantages is een verbetering van de woningtoestanden
gewenscht; verder strong toezicht op de gezinsverhoudingen (in-
voering van een burgerlijken stand?) om het process van de gezins-
vorming met zoo weinig mogelijk nadeelen te doen verloopen; ver-
plichte aangifte van venerische infecties en strong doorgevoerde
behandeling. Geregelde kinderinspecties op de plantages (geen sleur,
maar geregeld zoeken naar bepaalde indices, milt-index, parasieten-
index, bloedgehalte, enz.), verzorging van kleine kinderen gedurende
den werktijd van de moeders in een daartoe bestemde ruimte wonder
toezicht van een geschikt person en dergelijke maatregelen meer
zullen de kindersterfte drukken. Verder zou het misschien overweging
verdienen door het stellen van kinderpremies de vrouwen op te wekken
NED.-IoD. IMMIPARWTIE
tot het verkrijgen van meer kinderen. In denzelfden geest werken nog
andere kleine maatregelen, zooals extra-voeding en lichte werkzaamheden
van zwangeren en moeders van jonge kinderen zonder loonsver-
mindering, enz. enz.
Zeer veel nader zou men komen tot het gestelde doel van de immi-
gratie, als kon worden overgegaan tot immigratie van Javaansche
gezinnen, die reeds blijken hebben gegeven van duuraamheid, die
getoond hebben niet afkeerig te zijn van kinderen en die in staat zijn
kinderen te krijgen. De hoogere eischen, die deze gezinnen zullen
stellen om naar hier te immigreeren, zullen misschien geen te groot
bezwaar zijn, omdat zij zeker goede resultaten zullen waarborgen.1)
De meest ideale toestand zou zijn, als groepen van gezinnen met
kinderen, afkomstig uit dezelfde dessa, na blijken te hebben gegeven
hier te zullen voldoen, konden worden overgehaald zich in Suriname
te vestigen als contractanten of kolonisten. Als en geheel overgebracht
op geschikte plantages of met veel steun en tegemoetkoming van het
gouvernement geplaatst op goede vestigingsplaatsen, zouden deze
colonies een uitgangspunt vormen voor een succesvolle kolonisatie,
tevens misschien een voorbeeld zijn voor rasgenooten, die nog voor
verbetering vatbaar zijn.
NOOT: Ook reeds vroeger is ingezien, dat een eventueele gezinswerving
het gehalte en het nuttig effect van de aangevoerde immigranten zou
kunnen verbeteren.
Volgens een missive van den tijdelijken Emigratie-Agent te Semarang
(6 Mei 1907, Archief Immigratie-Departement) zijn de voornaamste
bezwaren van het werven van landbouwersgezinnen de volgende:
1. Gehuwden met kinderen zijn zelden of nooit te bewegen naar
Suriname te gaan, omdat de vrouw van een gehuwd paar voor
Suriname ook contract moet sluiten.
2. De wervers willen niet graag medewerken tot het aanwerven van
gehuwden met kinderen, omdat de kans zeer groot is, dat of de man,
of de vrouw, of een der half volwassen kinderen zal worden afgekeurd.
In onderling overleg met het Werfagentschap in Oost-Indie en met de
plantagebeheerders in Suriname, die overeenkomsten zouden moeten
sluiten met niet gecontracteerde Javaansche vrouwen, zullen deze be-
zwaren voor zooverre zij nog bestaan geenszins onoverkomelijk zijn.
Vele plantagebeheerders zijn geneigd niet-gecontracteerde vrouwen
werk te verschaffen, sommigen doen dit nu zelfs bij voorkeur. Nu het
bovendien langzamerhand duidelijk wordt hoe gering het nuttig effect van
de tegenwoordige immigranten is, zullen tegen de hoogere kosten van de
gezinswerving wel geen steekhoudende bezwaren geopperd kunnen worden.
IED.-MXD. IMMGRATIE
V. Aanvulling en correctie
Volgens de registers van aanvoer en vertrek van Nederlandsch-
Indische immigranten in Suriname, bedroeg in de jaren 1890-1925
bet aantal immigranten ............ 15394 mannen, 9368 vrouwen,
het aantal teruggekeerden.......... 2027 ,,, 961 ,, ,
het aantal in Suriname geblevenen 13367 ,, 8407
Volgens de gegevens van den Burgerlijken Stand bedroeg het aantal
Nederlandsch-Indiers in Suriname op 31 December 1925
.......... 12776 mannen, 9425 vrouwen.
Hieruit zou geconcludeerd moeten worden, dat er gedurende de jaren
1890-1925 een sterfte-surplus geweest is van de mannen, groot 591 en
een geboorte-surplus van de vrouwen, groot 1018. Het total geboorte-
overschot zou dan slechts 427 bedragen.
Zeer terecht werden deze ontstellende cijfers zooals deze uit-
komsten bij een nog immigreerende bevolking genoemd moeten
worden niet zonder meer aanvaard.
Naar aanleiding van dit onderzoek werden dan ook op het Immi-
gratie-Departement alle betreffende registers nageslagen, om de uit-
komsten van den Burgerlijken Stand hieraan te toetsen.
De hierbij gevoegde tabellen 221-224 geven de resultaten van dit
laatste onderzoek weer.
Tabel 221 Hierin is van jaar tot jaar vermeld het aantal in Suriname
aangekomen Nederlandsch-Indische immigranten, gesplitst
in mannen en vrouwen ouder dan 15 jaar en in jongens
en meisies beneden 15 jaar.
De juistheid van deze gegevens kan niet betwist worden.
Tabel 222 Hierin is vermeld het aantal immigranten, dat de Kolonie
Suriname verlaten heeft. De juistheid van deze gege-
vens kan evenmin betwijfeld worden.
Uit deze beide tabellen volgt dus, dat van de aangekomen Neder-
landsch-Indische immigranten 13367 mannelijke en 8407 vrouwelijke,
dit is in total 21774 Immigranten in Suriname zijn gekomen en
gebleven.
NED.-IND. IMMIGRATION
TABEL 221
Aanvoer Nederlandsch-Indiirs
Aan-
gevoerd AANMERKINGEN
in ; I I
1 I 1 11 1 1i I 04
1894
1897
1898
1899
1900
1901
1902
1903
1904
1905
1906
1907
1908
1909
1910
1912
1913
1914
1917
1918
1919
1920
1922
1923
1924
1925
1926
402
587
352
32
930
910
159
411
177
370
274
798
564
434
314
278
182
118
626
832
1263
1790
1280
468
652
745
620
155
275
183
22
381
314
71
180
60
150
110
452
380
214
157
209
196
28
561
342
824
1665
580
163
428
905
692
15629 9728 394
16 582
14 898
9 560
55
25 1375
50 1325
231
12 609
5 245
4 526
384
1250
944
648
471
487
378
11 173
1187
1175
17 2126
40 3553
52 1975
15 657
29 1135
32 1713
22 1349
354 26105
Daarbij 1 jongen voor
eigen rekening
w.o. 10 yr. buit. contr
tt 2 ,, ,,t
,, 27 ,, .
.t 100 ,tt f tf
,, 254 t,, ,, .
t, 47 t, .t .t
tt 43 tt tt ,t
,, 3 tt tt tt
NED.-IND. IMMIGRATIE
TABEL 222
Terugvoer Nederlandsch-Inditrs
Terug-
gevord 0 AANMERKINGEN
in: O
- i i,- ---
179 2988
Bovendien 1 j v. eig. rek
1 yr. ,, ,, ,,
,, 1 yVr. ,, ,
,, 1 m. & 2 vr.,,
Tabel 223 Hierin is van jaar tot jaar vermeld het aantal geborenen
uit immigranten-ouders en het aantal overledenen bij deze
Nederlandsch-Indische immigranten en nakomelingen.
a. volgens de gegevens van den Burgerlijken Stand, zoo-
als vermeld in de Koloniale Verslagen;
b. volgens de registers van het Immigratie-Departement.
1897
1900
1903
1904
1905
1906
1907
1908
1909
1910
1912
1914
1920
1923
8
13
27
39
34
69
42
49
62
53
118
112
96
60
8
18
61
84
94
230
139
144
124
138
235
235
218
138
1866
TABEL 223
Geboorten Ned.-Ind. immigranten Overlijden Ned.-Ind. immigranten
Volgens Volgens de registers van Volgens I VOens mutatiestten op
AAR de Kol. geboort. op het Imm. Dep. de Kol. ID.en utderegisters
ver- van den Burgerl. Stand
sAaen slagen sage Geslacht
--- Jongens Meisjes Totaal -- Gslacht Totaal
_Aantal ___Aantal M. Vr.
1890 1 1 1
1891 3 2 1 31 3 1 2 3
1892 41 3 1 4 2 2 2
1893 1 1 1 2 1 1 2
1894 7 2 3 5 37 28 9 37
1895 21 9 11 20 10 9 3 12
1896 23 14 10 24 10 5 5 10
1897 23 14 9 23 34 23 11 34
1898 51 24 25 49 50 33 17 50
1899 98 45 53 98 47 29 18 47
1900 71 32 36 68 59 43 16 59
1901 113 52 60 112 76 55 21 76
1902 149 73 76 149 140 94 46 140
1903 215 116 101 217 107 68 40 108
1904 158 81 78 159 109 70 33 103
1905 191 87 107 194 101 71 38 109
1906 133 73 60 133 108 93 42 135
1907 164 81 82 163 105 69 34 103
1908 147 80 69 149 137 84 56 140
1909 229 123 123 246 105 86 36 122
1910 187 97 93 190 118 81 64 145
1911 181 101 79 180 162 106 57 163
1912 178 83 95 178 165 106 63 169
1913 176 103 72 175 128 88 44 132
1914 178 92 88 180 130 75 48 123
1915 199 107 91 198 91 56 43 99
1916 193 106 88 194 97 59 41 100
1917 171 81 89 170 130 72 71 143
1918 265 138 127 265 240 174 80 254
1919 170 90 78 168 455 314 154 468
1920 230 176 175 351 253 176 96 272
1921 563 285 268 553 330 198 132 330
1922 561 278 288 566 305 206 99 305
1923 547 270 277 547 372 226 151 377
1924 621 312 309 621 298 175 123 298
1925 810 341 269 610 265 157 108 265
68d31 3571 3392 -6963 4782 3133 1803 4936
NED.-nw. InMIGRATIE
De voornaamste condusies, waartoe de bestudeering van deze cijfers
aanleiding geeft, zijn:
1. V66r 1923 zijn er zeer belangrijke verschillen tusschen het aantal
geborenen en het aantal overledenen, zooals dit wordt opgegeven
door den Burgerlijken Stand en zooals de Registers van het Immi-
gratie-Departement aanwijzen.
Die verschillen zijn vooral groot in 1906, 1909, 1910, 1920 en 1922.
Na 1923 zijn de cijfers van Burgerlijken Stand en Immigratie-
Departement eensluidend, behalve het aantal overledenen in 1923.
2. Het total aantal geborenen bedraagt:
volgens den Burgerlijken Stand............ 6831
volgens het Immigratie-Departement ....... 6963
Het total aantal overledenen bedraagt:
volgens den Burgerlijken Stand............ 4782
volgens het Immigratie-Departement ....... 4936
Het geboorte-overschot bedraagt:
volgens den Burgerlijken Stand........... 2049
volgens het Immigratie-Departement ....... 2027
3. Volgens de gegevens van den Burgerlijken Stand bedroeg het
aantal Nederlandsch-Indiers in Suriname op 31 December 1925
12776 mannen, 9425 vrouwen, dit is 22201 total.
(Dit aantal is verkregen door registratie, gebaseerd op de telling
van het jaar 1921).
Vergelijkt men deze uitkomst met het aantal immigranten, dat
in Suriname is gekomen en dat niet is teruggekeerd namelijk
13367 mannen en 8407 vrouwen dan volgt hieruit, dat er bij de
mannen een sterfte-surplus is van 591 en bij de vrouwen een
geboorte-overschot van 1018, dit wil zeggen een total geboorte-
overschot van 427.
Dit cijfer is derhalve in tegenspraak met de nader verkregen ge-
gevens van den Burgerlijken Stand, zooals vermeld in tabel 223 en
zooals vermeld in de verschillende koloniale verslagen. Volgens deze
gegevens bedraagt het total geboorte-overschot 2049.
mED.-InD. IMMIGRATIE
Aangezien de juistheid van het aantal aangevoerde en teruggevoerde
immigranten niet betwijfeld kan worden, moet ofwel de uitkomst van
de volkstelling in 1921 onjuist zijn, ofwel de registratie van geboorte
en sterfte in die mate foutief zijn, dat het geboorte-overschot in plaats
van 2049 slechts 427 bedroeg.
Aangezien het aantal geborenen zeker niet kleiner is geweest dan.
het aantal aangiften bedroeg, zouden dus minstens 1600 Nederlandsch-
Indiers mer overleden zijn, dan er in die jaren als overleden zijn
aangegeven en geregistreerd.
Uit de overeenkomst van bet geboorte-overschot volgens Burger-
lijken Stand en Immigratie-Departement behoeft de juistheid van die
cijfers niet geconcludeerd te worden, omdat de bronnen van fouten
dezelfde kunnen zijn.
Het is evenwel moeilijk aan te nemen, dat er zulke grove fouten
bij de registratie zijn gemaakt, omdat gedurende de eerste jaren de
Nederlandsch-Indische bevolking klein en geheel wonder contract
verbonden was, terwiji in de later jaren het Bevolkings-Register
bestond.
Vermoedelijk zal zoowel de volkstelling als de registratie van geboorte
en sterfte min of meer onjuist zijn.
Hoe groot het geboorte-overschot in werkelijkheid zal zijn, is niet te
zeggen.
a. Is de registratie van geboorte en sterfte bij benadering just, dan be-
draagt het geboorte-overschot ongeveer ,,2000". Bij de volkstelling
zouden dan ,,1600" Nederlandsch-Indiers niet geteld zijn.
b. Is de volkstelling just geschied, dan bedraagt het geboorte-overschot
ongeveer ,400". Bij de registratie van geboorte en sterfte zou dan
minstens een fout gemaakt zijn van ,,1600" overledenen, die niet
geboekt zijn.
Tabel 224 In tabel 224 is ten slotte nog vermeld het aantal Neder-
landsch-Indiers in Suriname
a. volgens de registers van aanvoer, vertrek, geboorte en
sterfte van het Immigratie-Departement;
b volgens de gegevens van den Burgerlijken Stand,
zooals vermeld in de Koloniale Verslagen.
TABEL 224
Volgens de ggeevens van het Immigratie Verschil
Department (registersvan aanvoer, vertrek, Vogede Kol.Verla-
geboorte en sterfte)Klna e nM
Koloniale gen enMu-
Nederlandsch-Indische Ges lacht Verslagea an
bevolking M. _Vr. Total Imm. Dep.
Bevolking op ult.
December 1890 62 31 93
,, 1891 63 30 93
,, 1892 64 31 95
,, 1893 63 31 94
,, 1894 448 196 644
,, 1895 448 204 652
,, 1896 457 209 666
1897 1047 488 1535
,, 1898 1406 688 2094
1899 1455 745 2200
1900 2395 1153 3548
S 1901 3353 1556 4909
1902 3492 1657 5149
1903 3892 1876 5768
S 1904 3992 1940 5932
1905 4275 2119 6394
1906 4277 2160 6437
1907 4940 2607 7547 6213 1334
1908 5342 2941 8283 7442 841
S 1909 5676 3160 8836 7632 1204
1910 5855 3274 9129 7894 1235
,, 1911 5850 3296 9146 7857 1289
1912 5839 3390 9229 6644 (?) 2585
1913 6036 3614 9650 8243 1407
1914 5934 3551 9485 8298 1187
1915 5985 3599 9584 8589 995
1916 6032 3646 9678 8768 910
S 1917 6667 4225 10892 9473 1419
1918 7464 4614 12078 10252 1826
1919 8525 5379 13904 11480 2424
1920 10147 7057 17204 volkstelling
S 1921 10234 7193 17427 volksteling
1922 11649 8014 19663 18529 1134
1923 12030 8255 20285 18685 (?) 1600
1924 12845 8898 21743 20143 1600
1925 13805 9996 23801 22201 1600
NED.-IND. IMMIGRATIE
V66r de volkstelling zijn de verschillen zeer uiteenloopend, b.v.
in 1908 841 en in 1912 2585.
Uit de cijfers van den Burgerlijken Stand volgt wel, dat sommige
opgaven zeer zeker foutief zijn, zooals de onverklaarbare vermindering
in 1911-1912 en de zeer geringe toename in 1922-1923. Op 31 Decem-
ber 1922 de eerste opgave na de volkstelling was het verschil
1134. Sedert 31 December 1923 is bet verschil constant, namelijk
1600. Sedert dien worden de aangegeven geboorte- en sterfgevallen
op beide bureau onderling vergeleken, zoodat dit verschil constant
zal blijven, totdat een nieuwe telling van de Nederlandsch-Indische
bevolking in Suriname geschiedt om het juiste aantal te bepalen.
De vraag is nu gewettigd, in hoeverre de geboorte- en sterfte-cijfers,
in de voorgaande hoofdstukken vermeld, waarde hebben. M.i. moet
de absolute nauwkeurigheid van die cijfers gebaseerd op de bevol-
king volgens opgaven van den Burgerlijken Stand eenigszins betwij-
feld worden.
Voor het berekenen evenwel van de geboorte- en sterfte-cijfers is
de onjuistheid van het aantal inwoners niet van dien aard, dat de op
die cijfers gebouwde conclusie gewijzigd behoeven te worden.
Wat de registratie van geboorte en sterfte betreft de in de voor-
gaande hoofdstukken gebruikte cijfers stammen bijna alle van de later
jaren mag worden aangenomen, dat sedert de invoering van het
Bevolkings-Register geen belangrijke fouten worden gemaakt.
SLOTWOORD
In het gunstigste geval, aannemende dat inderdaad bij de volks-
telling in 1921 ,,1600" Nederlandsch-Indiers aan de aandacht zijn
ontsnapt, bedraagt het geboorte-overschot in 35 jaren tijds van ge-
regelden aanvoer van jonge mannen en vrouwen niet meer dan 438
mannen en 1589 vrouwen bij een total immigranten-bevolking op
31 December 1925, groot 22201 zielen.
Dit uiterst geringe geboorte-overschot wijst er wel op, dat bij een
eventueele beeindiging van deze immigratie dit geboorte-overschot
zal plaats maken voor een sterfte-surplus.
NED.-IN. IMMIGRATIE 569
Door relatief betere bezetting van de oudere leeftijdsklassen en
minder sterke bezetting van de jongere voortbrengingsklassen zal de
sterfte zoodanig toenemen en de geboorte zoodanig afnemen, dat
- overeenkomstig de vroeger berekende ,,opgroei-coifficient" de
Nederlandsch-Indische bevolking in Suriname, aan zich zelve overgelaten,
in korten tijd ten gronde zal gaan.
Slechts bij betere selectie van de immigranten in Ned.-O.-L
(werving van ,,dessagezinnen") en bij betere hygienische ver-
zorging in Suriname, zal de vruchtbaarheid toenemen en de
opgroei van dit ras in Suriname zoo groot worden, dat voort-
gezette immigratie voert tot blijvende kolonisatie.
LITERATUUR-OVERZICHT
De nummers, gemerkt met zijn aanwezig in de koloniale bibliotheek
van Paramaribo.
A. OVERZICHT VAN DE MEDISCHE LITERATUUR
OVER SURNAME
No.
1. ASBECK, H. BARON VAN. Rockefeller's Bestrijding van de mijnworm-
ziekte in Suriname. W.-I. Gids 1919/'20, nr. 12, blz. 506.
2. BAEz, Dr. C. E. Treef (naar aanleiding van een vaccinatie-debat in
de Koloniale Staten). Med. Weekblad, 16 Jan. 1904. One West, 2
Maart 1904.
3. BAR, Dr. H. G. Beschouwingen over de behandeling van filariasis
met tartarus emeticus, beschrijving van een geval van vergiftiging.
Gen. Tijdschr. van Ned.-Ind. Deel 64, aflevering 2, blz. 317-323.
* 4. BaEx, S. Een en ander over het voedingsvraagstuk. Leing 4 Oct. 1917.
In druk. Paramaribo 1917.
* 5. BEEK, J. P. TER. Dissertatio de Elephantiasis Surinamensi, 1841.
Tijdschrift West-India, deel II, 1858, blz. 209.
6. BENJAmIN, Dr. H. D. Bevolkingscijfers van Britsch-Guyana en Suri-
name (sterfte-cijfers). W.-I. Gids, 1923, blz. 197-215.
* 7. BERGmA, G. Herinneringen uit zijn geneeskundige en heelkundige prak-
tijk in Suriname, benevens een just verslag der procedure contra
C. J. VAN WET. Amsterdam 1850.
* 8. BLOM, ANmraoN. Verhandeling over den landbouw in de col. Suriname,
(ziekten van negers, zooals aardeten, klem, yaws, lepra enz.
biz. 360, 372-406). Haarlem, 1786.
* 9. BLOM, C. M. Dissertatie ,Lignum Quassiae etc." 1763.
*10. BLoM, C. M. Het Quassiehout uit Suriname als koortsmiddel. Ver-
handeling van de Societeit van Wetenschappen, Amsterdam 1764.
11. BOLTEN. Muggenbestrijding. W.-I. Gids, 1926, VII, biz. 567-570.
12. BOLTEN. Een waterleiding voor Suriname. W.-I Gids, 1926/1927,
biz. 119-124. De West, 8 Juni, 1926.
13. BOLTEN. Zie rapporten en verslagen, summer III, 4.
*14. BONDT, N. Dissertatie de cortice Geoffraeae Surinamensi. Utrecht
1788.
572 ITERATUUR-OVERZICHT
No.
*15. BONDT, N. Verhandeling over de uitmuntende eigenschappen van den
bast der Surinaamsche Geoffraea in de geneeskunde. Leiden 1790.
16. BONNE, C. Hygiene op de landengte van Panama. Verslag van een
studiereis naar de Panama-Kanaal-Zone. Bijvoegsel Nederlandsche
Staatscorant 29 Jan. 1917. 's-Gravenhage, Algemeene Landsdruk-
kerij, 1917.
17. BONNE, C. De typhus in Suriname. Nederlandsch Tijdschrift voor
Geneeskande, 1917, I, blz. 2018-2034.
18. BONE, C. Opmerkingen over een merkwaardige typhus-infectie.
Geneeskndig Tijdschrift van Ned.-Indie, 1918, blz. 327-334.
19. BONNE, C. Three cases of Venereal Granuloma, treated with tartar-
emetic. The Journal of trop. Med. and Hyg. 15-6-1917.
20. BONNE, C. De parasieten der Surinaamsche huidleishmaniose.
Geneeskandig Tijdschrift van Nederlandsch-India, 1918, blz. 223.
21. BONNE, C. Bosch-Yaws, de Surinaamsche huidleishmaniose. Ned. Tijd-
schrift voor Geneeskande 1919, blz. 776-783.
22. BONNE, C. A few Notes on ,,Bosch-Yaws", the Dermal Leishmaniosis
of Dutch-Guyana. The Journal of trop. Med. and Hyg. 1919, blz. 122-123.
23. BoNNE, C. La leishmaniose cutanke dans la Guyana hollandaise.
Ball. de la soc. de Path. Exot. 1924.
24. BONNE, C. Over een tot nog toe niet beschreven dengue-achtigen koorts-
vorm in Suriname. Geneeskmndig Tijdschrift van Ned.-Indii, 1919,
blz. 13-64.
25. BONNE, C. Nog enkele opmerkingen over de dengue-achtige ziekte
in Suriname. Geneesklmdig Tijdschrift van Ned.-Indie, 1919, blz. 65-67.
26. BONN C. De dengue-achtige ziekte in Suriname en gele koorts.
Geneeskundig Tijdschrift van Ned.-Indii, 1923, blz. 469-73.
27. BONNE, C. Onderzoekingen van micro-filarign van mensch en bond
in Suriname. Tijdschrift voor Verg. Geneeskande 1919-1920.
28. BONNE, C. Emetine bij Bilharzia. Trop. Dis. Bull. Ref. 1921, 1.
29. BONNE, C. Dysenterie en Bilharzia in Suriname. Nederlandsch Tijd-
schrift voor Geneeskande, 1919, II, nr. 22, blz. 1718-23.
30. BONNE, C. Malaria in Suriname. Nederlandsch Tijdschrift voor Genees-
kande, 1924, blz. 616-637.
37. BONNE, C. Ervaringen met mechanische snelfiltratie en chloorbe-
handeling van rivierwater te Moengo, Suriname. Tijdschrift voor Verg.
Geneeskande, November 1923.
32. BONNE, C. De muskieten-verordening. W.-I. Gids, 1918/1919, blz.
661-662. (naar de West).
LITERATUUR-OVERZICHT
No.
33. BONNE, C. De maatschappelijke beteekenis der Surinaamsche ziekten.
West-Indische Gids, 1919, blz. 291-310.
34. BONNE, C. Organisatie van den Geneeskundigen Dienst in Suriname.
West-Indische Gids, 1923/24, blz. 289-294.
35. BONrN, C. Hygilnische ervaring te Moengo. West-Indische Gids,
1923/24, biz. 395-404.
36. BoNNE, C. De opleiding en de positive van den districts-geneesheer
in Suriname. West-Indische Gids, 1925, VII Jaarg. blz. 433-439.
37. BONNE-WEPSTER, J. en BONNE, C. Een pblebotomussoort in Sari-
name. Phlebotomus sqamipennis Lutz en Neiva. Geneeskandig Tijd-
schrift van Nederlandsch-Indii, 1919, blz. 676-679.
38. BONNE, C. Surinaamsche anophelessoorten. Geneeskwndig Tijdschr.
van Nederlandsch-Indii, 1921. AfL 6.
39. BONNE, C. en BONNE-WEPSER J. Mosquitoes of Surinam. KoL In-
stituut Amsterdam. Mededeeling XXI, afd. Trop. Hyg. 13.
40. BONNE, C. en VERHAGEN, A. Een geval van venerisch granuloom
in het gelaat en enkele opmerkingen over de diagnostiek deer ziekte
en haar specifieke therapie met tartarus emeticus. Geneeskandig Tijd-
schrift van Nederlandsch-Indii, 1918, blz. 234-244.
41. BoscH, D. W. Drie zeldzame gevallen van blauwzuurvergiftiging
door Cassave-sap en bitter amandel-olie. Nederlandsch Tijdschrift
van Geneeskunde, 1857, biz. 40.
42. BROES VAN DORT, Dr. F. De lepra in Suriname. Nederlandsch Tijd-
schrift van Geneeskunde, 1897, II, nr. 11, blz. 407-21.
43. COLL, P. C. VAN. Gegevens over land en volk van Suriname. Ziekten
en geneesmiddelen bij Indianen blz. 73. Middelen tegen slangen-
beet biz. 110. Bijdragen tot teal-, land- en volkenkande van Ned.-
India, zevende volgreeks, 1903.
.44. COLL, P. C. vAN. Contes en Ligendes des Indiens de Suriname.
Revue Intern. d'Ethnol. et de Ling. Anthr. III, 2, 1908.
45. COOL, P. De geneeskundige dienst in Suriname. W.-I. Gids, 1923/1924,
biz. 653-657.
46. COOL, P. De nieuwe afdeeling voor besmettelijke ziekten van het
Militair Hospitaal te Paramaribo. West-Indische Gids, 1924/1925,
blz. 433-441.
*47. DIEPERINK, H. Voorlezing over de bewaring der gezondheid, bijzon-
der in deze kolonie. Paramaribo, 1825.
*48. DUCASSAING en LANDE. Over de Elephantiasis Arabum in West-
Indie met een nawoord van LAmDRA. Tijdschrift West-India, II, 1858,
blz. 209-231.
573
LITnATUUR-OVERZIcHT
No.
49. DumnmorER, F. A. C. lets over zoete en bitter cassave. Berichten
Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Pharm. A'dam 1854.
*50. DUMOrrNE, F. A. C. De framboesia in colonia Surinamensi ob-
servata. Dissertatie, Utrecht, 1855.
51. DumoRqNTE, F. A. C. Over de in West-IndiE heerschende Yaws.
Nederlandsche Lancet, III, 1855, blz. 158.
*52. DumoTImR, F. A. C. Vergiftiging door de vrucht van de Cerbera
thevehia. Tijdschrift West-Indil, I, 1856, blz. 77-78.
*53. DumorNTR, F. A. C. Bijdrage tot de statistiek van de vrije be-
volking van Suriname. Tijdschrift West-Indi, I, blz. 226-240, 1856.
54. DumorNIER, F. A. C. Raadgevingen aan de ingezetenen van Suriname,
omtrent hunnen leefregel en de hulpmiddelen bij het ontstaan van
cholera. Paramaribo, 1857.
55. DuMowrrER, F. A. C. De cholera asiatica. Wenken en raadgevingen
voor plantage-bewaners. Paramaribo, 1857.
*56. DumorNwR, F. A. C. lets over de bereiding van het Wourali-gift
(Indiaansch pijigift, curare). Tijdschrift West-India, II, 1858, blz.
286-287.
*57. DumormN R, F. A. C. Behandeling der gele koorts met oleum therebin-
thinae. Tijdschrift West-Indii, II, 1858, blz. 136.
58. DIK, J. J. vAN. Zie rapporten en verslagen, summer III, 13.
59. ESSED, F. R. De sarcopsylla penetrans en hare betrekkingen met
de elephantiasis arabum in de kolonie Suriname. Geneeskwzdig
Tijdschrift van Nederlandsch-Indii, 1926, 3, blz. 424-440.
*60. FERmIr, PHIPPE. Traits des maladies les plus friquentes a Suri-
nam. Maastricht, 1764. Amsterdam, 1765.
*61. FERMI, PHImPPE. Beschrijving van de colonie van Suriname. Genees-
middelen bij Indianen blz. 74, Ziekten bij negers blz. 138, Ge-
neeskrachtige kruiden blz. 189. Harlingen, 1770.
62. FI.UGEL, C. H. L. H. lets tot nadere opheldering van Diefenbachia-
seguine. Tijdschrift voor de Geneeskande, 1853, blz. 49.
63. FLxUGEL, C. H. L. H. Behandeling van chronische huidziekten met
de Carica Papaja. Tijdschrift voor de geneeskande, 1853, blz. 362.
64. FLEUGEL, C. H. L. H. Behandeling der Urethritis met Paullina diversi-
flora. Tijdschrift voor de Geneeskande, 1853, blz. 363.
65. FLu, P. C. Akute Elephantiasis ohne voraufgegangene erysipelatise
Entzundungen. Archiv.fur Schiffs- and TropenHyg. 1908, V, blz. 165-66.
66. FLu, P. C. Ueber die Flagellaten im Darm von Melophagus ovinus.
Arch. f. Protistenkande, Bd. 12, 1908.
ITEATUUR-OVERZICHT 575
No.
67. Fw, P. C. Untersuchungen fiber Affenmalaria. Archiv flir Protisten-
kande, 1908, XII, blz. 323.
68. FL, P. C. Ueber ein Fall von Meningitis cerebrospin. epid. in
den Tropen. Arch. f. Schiffs- and Tr. Hyg. 1909, I, blz. 38.
69. FLU, P. C. Weitere Mitteilungen fiber das vorkommen von Cerebro-
spinal Meningitis epidemic in den Tropen. Archi/ f. Schiffs-
and Tr. Hyg. 1909, XXI, biz. 690-691.
70. FLU, P. C. Verslag van een bestrijdingsproef van malaria en andere
ziekten op plantage Meerzorg. Laboratorium Verslag 1909. (4rchief
Mil. Hosp.)
71. FLU, P. C. Waarnemingen over de bacillaire dysenterie in de kolonie
Suriname in 1909. Laboratorium Verslag 1909. (Archef Mil. Hasp.).
72. FLU, P. C. Ueber haemogregarinen im Blute Surinam. Schlangen.
Arch. f. Protistenknde, Bd. 18, 1909.
73. FL, P. C. Einige interessante Falle aus der Tropen-Praxis. Archiv
f. Schiffs- and Tr. Hyg. 1910, Heft 7, blz. 207-214.
74. FLU, P. C. Sterfte-statistiek van Paramaribo, 1910. Dagblad ,De
West", 27 Sept. en 4 Oct. 1910.
75. FLU, P. C. Beobachtungen wahrend der Gelbfieber-Epidemie, die
von Dezember 1908 bis Februar 1909 in Paramaribo herrschte. Zeit-
schr. f. Hyg. 1910, Bd. 65, blz. 17-54.
76. FLU, P. C. Beitrag zur Lasung der Frage ob Schistosomum mansoni
identisch ist mit Schistosomum haematobium. Centrabl. Bact. Par.
and Inf. Kr. 1911, Orig. blz. 389-403.
77. FLU, P. C. Die Aetiologie der in Suriname vorkommende sogenannte
,Bosch-Jaws", einer der Aleppobeule analoge Erkrinkung. Centratil.
Bact. Par. and Inf. Kr. 1911, Bd. 60, Heft 7.
78. FLU, P. C. Die Aetiologie des Granuloma venereum. Archiv f.
Schiffs- and Tr. Hyg. 1911, Bd. 15, Beiheft 9.
79. FLU, P. C. Berichte fiber 700 Fallen von Framb. trop. und 4 Fallen
von Pian-Bois, Miinchener med. Wochenschr., 1911, nr. 45, blz.2373-75.
80. FLU, P. C. Verslag over de behandeling van 700 gevallen van Fram-
boesia tropica en 4 gevallen van Pian-Bois met salversan. Ned.
Tijdschr. v. Geneesk. 1911, blz. 1671-80. Koloniaal Verslag 1911,
Bijlage 12.
81. FU, P. C. Dioxydiamido-arsenobenzol bij Framboesia tropical.
Nederlandsch Tijdschrift van Geneeskande 6 Mei 1911, blz. 1654-1658.
82. FLU, P. C. Filaria-onderzoek in Suriname. (Monographie). 's-Gra-
venhage, 1911.
576 LrrI ATUUR-OVERZICHT
No.
83 FLU, P. C. Malaria-onderzoek in de binnenlanden van Suriname.
(Monographie). 's-Gravenhage, 1912.
84. FLU, P. C. Sanitaire verhoudingen in Suriname. W.-I. Gids, 1922/23,
IV, blz. 577-596.
85. FLU, P. C. L'Organisation de I'Hygiene dans les Colonies Hollan-
daises (Suriname). Mededeelingen uit het Instituut van Trop. Genees-
kunde, Leiden, volume I, 1926, blz. 124-142.
86. FLmcn, D. Bericht fiber das Gelbe Fieber, welche im Jahre 1851 zu
Paramaribo in Surinam geherscht hat. Berliner Med. Zeitung, 1854,
nr. 10, 11, 12.
* 87. GEWAND, E. H. Ueber Papilloma tropicum (Framboesia, Yaws).
Freiburg, 1889.
* 88. HALFHIDE, J. J. Schadelijke Insecten en Dieren en de daardoor
veroorzaakte ziekte-processen. Haarlem, 1909, 1911.
* 89. HArTSINCK, Mr. J. Beschrijving van Guiana, of de Wilde kust in Zuid-
Amerika. (negerziekten, jawes, boasi, pokken ea. Deel II, blz. 913.
Amsterdam, 1770.
* 90. HASSELAA, A. VAN. Beschrijvinge der in de kolonie Suriname voor-
komende Elephantiasis en Lepra. Amsterdam, 1835.
* 91. HERING, C. J. Verhandeling over de voedingsmiddelen der kolonie
Suriname. Paramaribo, 1901.
* 92. HELEIN, J. D. Beschrijvinge van de Volk-plantinge Zuriname. (Pyans
en Pokken, blz. 159). Leeuwarden, 1718.
93. HuLE, Dr. J. Ueber Elephantiasis nach eigenen Beobachtungen in
West-Indie. Casper's Wochenschrift, 1841.
* 94. HOSTMANN, F. W. Bedenkingen nopens de Aziatische braakloop.
Paramaribo, 1832.
* 95. HOSTMANN, F. W. De Cholera Asiatica. Wenken en raadgevingen
voor plantaadje-bewoners. Paramaribo, 1857.
* 96. HOSTmANN, F. W. Raadgevingen aan de ingezetenen van Suriname
over hunnen leefregel enz. bij het ontstaan der cholera. Paramaribo, 1857.
97. HOVENKAP. Zie rapporten en verslagen, summer VI, 2.
* 98. JoEST, Prof. Dr. W. Ethnographisches und Verwantes aus Guyana.
(Klima, Gesundheitsverh. Sterblichk. in Surinam, biz. 12) Inter-
nat. Archiv. far Ethnographie, 1893, Bd. V, Suppl.)
* 99. KAPPER, A. Surinam, sein Land, seine Natur, Bevolkerung und seine
Kultur-Verhiltnisse mit Bezug auf Kolonisation. (Ziekten in Suriname
blz. 38). Stuttgart, 1887.
100. KocH, E. A. Filaria in Suriname. Nederlandsch Tijdschrift van
Geneeskande, 1912, nr. 18, blz. 1403-1404.
LITERATUURt-OVM=ZCHT
No.
101. Kocx, P. J. DB en BONNE, C. Pellagra in Suriname. Nederlandsch
Tijdschrift van Geneeskamde, 1920, nr. 11, blz. 965-971.
*102. KOL, H. VAN. Naar de Antillen en Venezuela. (Muskieten, Quaran-
taine, blz. 511). Leiden, 1904.
*103. KOL, H. VAN. De volksgezondheid in onze West-Indische Koloni&n.
W.-I. Gids, 1919/1920, nr. 4, blz. 269-289. Tijdschrift voor Sodale
Hygiine, Maart 1920.
104. KoopmAN, J. Geneeskunde der Boschnegers. Geneeskmadige Gids,
11 September 1925.
105. KRAMR. De bestrijding der Filaria-ziekte. Sexueele voorlichting als
middel ter bestrijding der Geslachtsziekten. Lezing, 12 Mei, 1917.
Paramaribo.
*106. KUHN, F. A. Over de Elephantiasis in Suriname. Over de Yaws.
Hipocrates magazijn, toegewijd aan de geneeskunde, Deel 7, 1826.
*107. KUHN, F. A. Beschouwing van den toestand van de Surinaamsche
plantage slaven. (Ziekten der negers, lepra, jaws, zwelziekte,
aardeten enz. blz. 35 e.v.). Amsterdam, 1828.
108. LAMPE, Dr. P. H. J. Een eigenaardig geval van tuberculose. Genees-
kandig Tijdschrift van Nederlandsch-Indie, Deel 65, 1925, afl. 2.
109. LAMPE, Dr. P. H. J. Bilharzia-behandeling. Ervaringen met ruim
3000 tartarus emeticus injecties. Te nemen voorzorgen. Bereikte resul-
taten. Gen. Tijdschr. v. Nederlandsch-Indii, 1926, blz. 171-184.
110. LAMPE, Dr. P. H. J. Bilharzia-Treatment as.o. The Journal of
Trop. Med. and Hyg. XXIX, 1 Jan. 1926.
111. LAMPE, Dr. P. H. J. Bilharziosis in Suriname. Geneeskandig Tijd-
schrift van Nederlandsch-Indii, 1925, blz. 546-560.
112. LAPs, Dr. P. H. J. Pathologisch-anatomischeVeranderungenbeiBil-
harziasis mansoni. Archiv f. Schiffs- and Tr. Hyg. 1926, blz. 475-84.
113. LAMPE, Dr. P. H. J. The development of Schistosomum Mansoni
in the intermediate and in the final host. Proceedings of the Royal
Society of Medicine (Tropical Diseases), Juli 1927.
114. LAMPE, Dr. P. H. J. Enkele opmerkingen over den sociaal-hygieni-
schen toestand en de geneeskundige verzorging van Suriname.
West-Indische Gids, 1926, nummer 5 en 6, blz. 249-276.
115. .................. Ongezond of onverzorgd Suriname. Van
den geneeskundigen medewerker van de Nieawe Rotterdammer
Courant. Nieuwe Rotterdamsche Courant (Mail) 13 Juli en 14 Juli, 1926
116. LAMPE, Dr. P. H. J. Onderzoek naar het voorkomen van Bilharzia
in Kwatta. Archief B. G. D. 1925.
578 UIrrRATUUR-OVEICHT
No.
117. LAMPE, Dr. P. H. J. Lezingen over Bilharzia, Zuigelingenver-
zorging en Volksgezondheid in Suriname, op 14-3-1925; 11-8-1925;
17-8-1925; 5-1-1926; 7-1-1926; 3-1-1927. Weekblad ,,De Periskoop"
21-3-1925; 22-8-1925; 16-1-1926.
118. LAMPE, Dr. P. H. J. Zie rapporten en verslagen, summer III, 13.
*119. LAN~m Dr. Ca. Mededeelingen nopens de lepra in onze W.-I. be-
zittingen. Praktisch Tijdschr. van Dr. Au COHEw, 1849, bzi. 546-568.
*120. LANDR, Dr. CH. Bijdragen tot de kennis en de behandeling der
ziekten in de kolonie Suriname. Nieaw praktisch Tijdschrift vd.
geneeslamde, 1852
121 LaNDR, Dr. Ca. Over ,Lota". Niew praktisch Tijdschrift vd.
geneeskande 1852, blz. 493.
122. LAmNDm, Dr. Ca. De ziekte-toestand in de kolonie Suriname ge-
durende 1852. Niemw prakt. Tijdschr. v.d. geneesk. 1853, blz. 409.
*123. LANDM, Dr. CH. De ziekte-toestand in de kolonie Suriname ge-
durende 1853. Tijdschrift West-Indii, I, 1856, blz. 119-140.
*124. LANDEi, Dr CH. Speklever bij jonggeborenen, eene in de kolonie
Suriname endemische ziekte. Nederl. Weekbl. v. Geneesk. 25-6-1853.
*125. LANDn, Dr. CH. Over de Elephantiasis arabum in West-Indie.
Tijdschrift West-Indie, II, 1858, blz. 209-233.
*126. LANID Dr. Ca. Opgave van het aantal personen, van 1831-1855
ter visitatie gesisteerd voor de commissie van onderzoek naar
de lepra en besmettelijke elephantiasis, in de kolonie Suriname.
Tijdschrift West-Indii, II, 1858, blz. 233.
*127. LANDR Dr. CH. Over de aandoeningen der oogen bij lepreuzen.
Tijdschrift West-IndiA, II, 1858, blz. 291-294.
128. LANDwR, Dr. CH. De besmettelijkheid der Lepra Arabbm, be-
wezen door de geschiedenis in Suriname. Utrecht, 1867.
*129. LANDR, Dr. CH. De la contagion seule cause de la propagation
de la IUpre. Paris, 1869.
*130. LANDIR, Dr. Ca. Over de oorzaken van de verbreiding van de
lepra. 's-Gravenhage, 1889.
*131. LAiDR Dr. Ca. en DunowmnR, F. A. C. Voorschriften tot behoud
van de gezondheid voor naar .Suriname vertrekkende Europeesche
landverhuizers. Nieuw praktisch Tijdschrift vd. geneeskande 1852.
Tijdschrift West-Indif, I, 1856, blz. 89-110.
*132. LAURE, J. en DUMOTIER, F. A. C. De endemische ziekten in het
algemeen en de epidemische constitute gedurende 1853. Tijdschrift
West-IndiR, I, 1856, blz. 141-145.
ITErRATUUR-OVERZICHT 579
No.
*133. LAI U, J. en DUMONTIEB, F. A. C. Is gele koorts besmettelijk? Tijd-
schrift West-Indi, II, 1858, blz. 54-8.
134. LEEA, Dr. VAN. La Guyane N6erlandaise. (Anchylost. gele koorts,
lepra, tetanus). Archiv de medicine navale, 1881, 1882, Paris.
135. LENS, Dr. TH. Lepra in Suriname. Elsevier's Geillstreerd Maand-
schrift, Deel X, 1895, blz. 544-552.
136. LEWII, L. Die Pfeilgifte nach eigenen toxicologischen und ethnolo-
gischen Untersuchungen. (Pijlvergiften van Suriname blz. 445-446.)
Leipzig, 1923.
*137. MARTIN, K. West-Indischen Skizzen. (Volksgeneesmiddelen, mid-
delen tegen slangenbeet blz. 29.) Leiden, 1887.
*138. MULER, G. J. De voeding van den neger in Suriname. Rotterdam,
1847.
139. MUI ER. Zie rapporten en verslagen, summer III, 7.
*140. NAssY, J. F. Medische wenken voor bewoners van de Surinaamsche
binnenlanden. Paramaribo, 1905.
141. OLVEmr, A. F. De natuurlijke aanwas van de bevolking van
Suriname. W.-I Gids, 1923/1924, afl. 11, blz. 561-600.
142. OMMERE, J. VAN. Zie rapporten en verslagen, summer VI, 5.
143. OYKAAS. Zie rapporten en verslagen, nummer V, 3.
144. PAmwuHs, Jhr. L. C. V. Invloeden, die rassen op elkaar uitoefenen,
waargenomen aan de Marowyne-rivier. Voordracht 16 Maart, 1918.
Bijblad der Ned. Anthrop. Vereen. April, 1919.
145. PAniHns, Jhr. L. C. V. About the ,,Trafe" superstition in the colony
of Surinam. Janus, 28 Jaargang Juli-Augustus 1924.
146. PAzwLYS, Jhr. L. C. V. The trafe superstition in Surinam. Pro-
ceedings of the first Intern. Congr. of America. First Part. (verschenen
1926, Februari.)
*147. PENNmqr, J. J. Een gezondheidsleer voor het volk. Antwoord op
een prijsvraag.
*148. POELMAN, P. Verhandeling over negerziekten, (lepra). Paramaribo,
1798.
149. PRaYS, v. D. HOEVEN. Eenige wenken bij de'behandeling der Elephan-
tiasis in onze kolonie Suriname. Tijdschr. v. alg. gezondheid en genees-
kande, vol. II, 1854, blz. 234.
150. RADEHMAER. Zie rapporten en verslagen, summer VI, 4.
151. REYE. Zie rapporten en verslagen, summer III, 12.
152. R6MEB, Dr. R. Sanitaire beschouwingen in verband met immigratie
van werkkrachten in Suriname. W.-I Gids, 1919/1920, biz. 101, 215,
275, 380 en 463.
|